Resumen


Neerlandés

Traducciones detalladas de nadragen de neerlandés a sueco

nadragen:

nadragen verbo (draag na, draagt na, droeg na, droegen na, nagedragen)

  1. nadragen (aanrekenen; beschuldigen; verwijten; )
    förebrå; klandra; vanära
    • förebrå verbo (förebrår, förebrådde, förebrått)
    • klandra verbo (klandrar, klandrade, klandrat)
    • vanära verbo (vanärar, vanärade, vanärat)
  2. nadragen (iemand iets verwijten; beschuldigen; blameren; )
    hysa agg till någon; klandra någon
    • hysa agg till någon verbo (hyser agg till någon, hyste agg till någon, hyst agg till någon)
    • klandra någon verbo (klandrar någon, klandrade någon, klandrat någon)

Conjugaciones de nadragen:

o.t.t.
  1. draag na
  2. draagt na
  3. draagt na
  4. dragen na
  5. dragen na
  6. dragen na
o.v.t.
  1. droeg na
  2. droeg na
  3. droeg na
  4. droegen na
  5. droegen na
  6. droegen na
v.t.t.
  1. heb nagedragen
  2. hebt nagedragen
  3. heeft nagedragen
  4. hebben nagedragen
  5. hebben nagedragen
  6. hebben nagedragen
v.v.t.
  1. had nagedragen
  2. had nagedragen
  3. had nagedragen
  4. hadden nagedragen
  5. hadden nagedragen
  6. hadden nagedragen
o.t.t.t.
  1. zal nadragen
  2. zult nadragen
  3. zal nadragen
  4. zullen nadragen
  5. zullen nadragen
  6. zullen nadragen
o.v.t.t.
  1. zou nadragen
  2. zou nadragen
  3. zou nadragen
  4. zouden nadragen
  5. zouden nadragen
  6. zouden nadragen
diversen
  1. draag na!
  2. draagt na!
  3. nagedragen
  4. nadragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for nadragen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
vanära scandaleuze daad; schanddaad; schandelijke daad
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
förebrå aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanrekenen
hysa agg till någon aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien
klandra aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanklagen; aanmerken; aanrekenen; berispen; beschuldigen; betichten; hekelen; ten laste leggen; terechtwijzen; vermanen
klandra någon aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien
vanära aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden dof maken