Neerlandés

Traducciones detalladas de ban de neerlandés a inglés

ban:

ban [de ~ (m)] sustantivo

  1. de ban (kerkban)
    the ban; the excommunication
  2. de ban (betoverende invloed)
    the under the spell

Translation Matrix for ban:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
ban ban; kerkban boycot; exportverbod; uitvoerverbod; verbod
excommunication ban; kerkban boycot
under the spell ban; betoverende invloed
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
ban bannen; bezweren; schorsen; suspenderen; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verbieden; verdrijven; verjagen; wegjagen

Palabras relacionadas con "ban":


Wiktionary: ban

ban
noun
  1. something with magic power
  2. official order prohibiting some activity

Cross Translation:
FromToVia
ban anathema; ban; excommunication anathème — (christianisme) sentence de malédiction qui retrancher de la communion de l’Église.
ban territory; turf territoireétendue de terre plus ou moins précisément délimitée.

bannen:

bannen verbo (ban, bant, bande, banden, geband)

  1. bannen (uitbannen; verbannen; verdrijven; )
    to banish; to expel; to ban; to ostracize; to exile; to repel; to drive out; to exorcize; to dispel; to drive away; to exorcise; to drive off; to ostracise
    • banish verbo (banishs, banished, banishing)
    • expel verbo (expels, expelled, expelling)
    • ban verbo (bans, banned, banning)
    • ostracize verbo, americano (ostracizes, ostracized, ostracizing)
    • exile verbo (exiles, exiled, exiling)
    • repel verbo (repels, repelled, repelling)
    • drive out verbo (drives out, drove out, driving out)
    • exorcize verbo, americano (exorcizes, exorcized, exorcizing)
    • dispel verbo (dispels, dispelled, dispelling)
    • drive away verbo (drives away, drove away, driving away)
    • exorcise verbo, británico (exorcises, exorcised, exorcising)
    • drive off verbo (drives off, drove off, driving off)
    • ostracise verbo, británico

Conjugaciones de bannen:

o.t.t.
  1. ban
  2. bant
  3. bant
  4. bannen
  5. bannen
  6. bannen
o.v.t.
  1. bande
  2. bande
  3. bande
  4. banden
  5. banden
  6. banden
v.t.t.
  1. heb geband
  2. hebt geband
  3. heeft geband
  4. hebben geband
  5. hebben geband
  6. hebben geband
v.v.t.
  1. had geband
  2. had geband
  3. had geband
  4. hadden geband
  5. hadden geband
  6. hadden geband
o.t.t.t.
  1. zal bannen
  2. zult bannen
  3. zal bannen
  4. zullen bannen
  5. zullen bannen
  6. zullen bannen
o.v.t.t.
  1. zou bannen
  2. zou bannen
  3. zou bannen
  4. zouden bannen
  5. zouden bannen
  6. zouden bannen
diversen
  1. ban!
  2. bant!
  3. geband
  4. bannende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bannen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
ban ban; boycot; exportverbod; kerkban; uitvoerverbod; verbod
exile asielzoeker; balling; banneling; refugié; uitgewekene; verstotene; vluchteling
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
ban bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen schorsen; suspenderen; verbieden
banish bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen uitwijzen
dispel bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen verdrijven; verjagen; wegdrijven; wegjagen
drive away bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen wegrijden
drive off bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen
drive out bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen
exile bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen
exorcise bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen
exorcize bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen
expel bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen afscheiden; afvoeren; diskwalificeren; lozen; royeren; uitdrijven; uitscheiden; uitsluiten; uitstoten; uitwerpen; verdrijven; verjagen; wegdrijven; wegjagen
ostracise bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen
ostracize bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen
repel bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen

Palabras relacionadas con "bannen":


Wiktionary: bannen

bannen
verb
  1. to exile