Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. berijden:


Neerlandés

Traducciones detalladas de berijden de neerlandés a inglés

berijden:

berijden verbo (berijd, berijdt, bereed, bereden, bereden)

  1. berijden
    to ride; to drive
    • ride verbo (rides, rode, riding)
    • drive verbo (drives, drove, driving)

Conjugaciones de berijden:

o.t.t.
  1. berijd
  2. berijdt
  3. berijdt
  4. berijden
  5. berijden
  6. berijden
o.v.t.
  1. bereed
  2. bereed
  3. bereed
  4. bereden
  5. bereden
  6. bereden
v.t.t.
  1. heb bereden
  2. hebt bereden
  3. heeft bereden
  4. hebben bereden
  5. hebben bereden
  6. hebben bereden
v.v.t.
  1. had bereden
  2. had bereden
  3. had bereden
  4. hadden bereden
  5. hadden bereden
  6. hadden bereden
o.t.t.t.
  1. zal berijden
  2. zult berijden
  3. zal berijden
  4. zullen berijden
  5. zullen berijden
  6. zullen berijden
o.v.t.t.
  1. zou berijden
  2. zou berijden
  3. zou berijden
  4. zouden berijden
  5. zouden berijden
  6. zouden berijden
diversen
  1. berijd!
  2. berijdt!
  3. bereden
  4. berijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for berijden:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
drive aandrift; aandrijving; autorijden; daadkracht; dagreis; diskettestation; drift; drijfjacht; dynamiek; energie; esprit; excursie; fut; gang; heenrit; impuls; inrit; instinct; klopjacht; kracht; momentum; motor; oprijlaan; oprit; prikkel; puf; reis; rijden; rijtochtje; rijtoer; rit; schijfstation; station; stimulans; stuwkracht; tocht; tochtje; toer; toertje; tournee; trip; uitje; uitstapje; voortstuwing; werklust
ride heenrit; rijtoer
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
drive berijden aan het stuur zitten; aandrijven; aansporen; aanzetten; een paard mennen; heien; karren; mennen; opkrikken; opwekken; opzwepen; prikkelen; rijden; sterk prikkelen; stimuleren; sturen; zenden
ride berijden karren; paardrijden; rijden