Neerlandés

Sinónimos detallados de verlies en neerlandés

verlies:

verlies [het ~] sustantivo

  1. het verlies
    het verlies; het verliezen
  2. het verlies
    de schade; het verlies; de afbreuk
  3. het verlies
    het nadeel; de schade; het verlies
  4. het verlies
    de nederlaag; overwonnen-worden; het verlies

verlies forma de verliezen:

verliezen verbo (verlies, verliest, verloor, verloren, verloren)

  1. verliezen
    verliezen; kwijt raken
    • verliezen verbo (verlies, verliest, verloor, verloren, verloren)
    • kwijt raken verbo (raak kwijt, raakt kwijt, raakte kwijt, raakten kwijt, kwijt geraakt)
  2. verliezen
    verliezen
    • verliezen verbo (verlies, verliest, verloor, verloren, verloren)
  3. verliezen
    verliezen; kwijtraken; wegraken; erbij inschieten; verloren gaan
    • verliezen verbo (verlies, verliest, verloor, verloren, verloren)
    • kwijtraken verbo (raak kwijt, raakt kwijt, raakte kwijt, raakten kwijt, kwijt geraakt)
    • wegraken verbo (raak weg, raakt weg, raakte weg, raakten weg, weggeraakt)
    • verloren gaan verbo (ga verloren, gaat verloren, ging verloren, gingen verloren, verloren gegaan)
  4. verliezen
    – hem niet langer hebben 1
    verliezen
    – hem niet langer hebben 1
    • verliezen verbo (verlies, verliest, verloor, verloren, verloren)
      • zij heeft haar portemonnee verloren1
  5. verliezen
    – er minder geld voor krijgen dan je zelf betaald hebt 1
    verliezen
    – er minder geld voor krijgen dan je zelf betaald hebt 1
    • verliezen verbo (verlies, verliest, verloor, verloren, verloren)
      • wij hebben dik verloren op de verkoop van chocolademelk1
  6. verliezen
    – verdwijnen 1
    verliezen
    – verdwijnen 1
    • verliezen verbo (verlies, verliest, verloor, verloren, verloren)
      • dat oude schilderij is verloren gegaan1
  7. verliezen
    – verslagen worden 1
    verliezen
    – verslagen worden 1
    • verliezen verbo (verlies, verliest, verloor, verloren, verloren)
      • Ajax heeft dit weekend verloren1

Conjugaciones de verliezen:

o.t.t.
  1. verlies
  2. verliest
  3. verliest
  4. verliezen
  5. verliezen
  6. verliezen
o.v.t.
  1. verloor
  2. verloor
  3. verloor
  4. verloren
  5. verloren
  6. verloren
v.t.t.
  1. heb verloren
  2. hebt verloren
  3. heeft verloren
  4. hebben verloren
  5. hebben verloren
  6. hebben verloren
v.v.t.
  1. had verloren
  2. had verloren
  3. had verloren
  4. hadden verloren
  5. hadden verloren
  6. hadden verloren
o.t.t.t.
  1. zal verliezen
  2. zult verliezen
  3. zal verliezen
  4. zullen verliezen
  5. zullen verliezen
  6. zullen verliezen
o.v.t.t.
  1. zou verliezen
  2. zou verliezen
  3. zou verliezen
  4. zouden verliezen
  5. zouden verliezen
  6. zouden verliezen
diversen
  1. verlies!
  2. verliest!
  3. verloren
  4. verliezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Sinónimos alternativos de "verliezen":


Antónimos de "verliezen":


Definiciones relacionadas de "verliezen":

  1. hem niet langer hebben1
    • zij heeft haar portemonnee verloren1
  2. verslagen worden1
    • Ajax heeft dit weekend verloren1
  3. er minder geld voor krijgen dan je zelf betaald hebt1
    • wij hebben dik verloren op de verkoop van chocolademelk1
  4. verdwijnen1
    • dat oude schilderij is verloren gegaan1

Sinónimos relacionados de verlies