Neerlandés

Traducciones detalladas de voelen de neerlandés a sueco

voelen:

voelen verbo (voel, voelt, voelde, voelden, gevoeld)

  1. voelen (bespeuren; zien; waarnemen; )
    märka; ana; förstå; känna; uppfatta
    • märka verbo (märker, märkte, märkt)
    • ana verbo (anar, anade, anat)
    • förstå verbo (förstår, förstod, förstått)
    • känna verbo (känner, kännde, kännt)
    • uppfatta verbo (uppfattar, uppfattade, uppfattat)
  2. voelen (iets voelen)
    känna
    • känna verbo (känner, kännde, kännt)
  3. voelen (invoelen; inleven; meeleven)
    sympatisera; hysa sympati för
    • sympatisera verbo (sympatiserar, sympatiserade, sympatiserat)
    • hysa sympati för verbo (hyser sympati för, hyste sympati för, hyst sympati för)
  4. voelen (betasten; bevoelen)
    känna; vidröra
    • känna verbo (känner, kännde, kännt)
    • vidröra verbo (vidrör, vidrörde, vidrört)
  5. voelen (ondervinden; ervaren; beleven; gewaarworden)
    uppleva; känna; erfara
    • uppleva verbo (upplever, upplevde, upplevt)
    • känna verbo (känner, kännde, kännt)
    • erfara verbo (erfar, erfor, erfarit)
  6. voelen (aanraken)
    beröra; vidröra; röra
    • beröra verbo (berör, berörde, berört)
    • vidröra verbo (vidrör, vidrörde, vidrört)
    • röra verbo (rör, rörde, rört)
  7. voelen (waarnemen; zien; observeren; )
    närvara; observera; bevittna; övervara
    • närvara verbo (närvar, närvarit)
    • observera verbo (observerar, observerade, observerat)
    • bevittna verbo (bevittnar, bevittnade, bevittnat)
    • övervara verbo (övervarar, övervarade, övervarat)

Conjugaciones de voelen:

o.t.t.
  1. voel
  2. voelt
  3. voelt
  4. voelen
  5. voelen
  6. voelen
o.v.t.
  1. voelde
  2. voelde
  3. voelde
  4. voelden
  5. voelden
  6. voelden
v.t.t.
  1. heb gevoeld
  2. hebt gevoeld
  3. heeft gevoeld
  4. hebben gevoeld
  5. hebben gevoeld
  6. hebben gevoeld
v.v.t.
  1. had gevoeld
  2. had gevoeld
  3. had gevoeld
  4. hadden gevoeld
  5. hadden gevoeld
  6. hadden gevoeld
o.t.t.t.
  1. zal voelen
  2. zult voelen
  3. zal voelen
  4. zullen voelen
  5. zullen voelen
  6. zullen voelen
o.v.t.t.
  1. zou voelen
  2. zou voelen
  3. zou voelen
  4. zouden voelen
  5. zouden voelen
  6. zouden voelen
diversen
  1. voel!
  2. voelt!
  3. gevoeld
  4. voelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

voelen [znw.] sustantivo

  1. voelen (afvoelen; aftasten; tasten)
    känsla

Translation Matrix for voelen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
bevittna getuigenbank
känsla aftasten; afvoelen; tasten; voelen aanvoelen; emotie; feeling; gemoedsaandoening; gemoedsbeweging; gevoel; ontroering; sentiment; speurzin; vertedering
märka aanstrepen
röra afdankertjes; allegaartje; bende; berg; bocht; geflikflooi; geklieder; gemier; gerotzooi; gezeur; hoop; hutspot; kliederboel; kliederen; knoeierij; mengelmoes; mengvoer; mikmak; opeenhoping; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; samenraapsel; smerig spul; troep; zooi; zootje
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
ana bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; ontwaren; voelen; waarnemen; zien tegemoetzien; uitkijken naar; verwachten; vooruitzien
beröra aanraken; voelen aangaan; aanroeren; aanstippen; belang inboezemen; beroeren; betreffen; even aanraken; raken; toucheren; treffen; zorg inboezemen
bevittna bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien getuigen van; laten blijken; laten zien
erfara beleven; ervaren; gewaarworden; ondervinden; voelen achterhalen; ervaren als; te weten komen
förstå bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; ontwaren; voelen; waarnemen; zien begrijpen; doorzien hebben; inzien; met het verstand vatten; snappen; tolken; verstaan
hysa sympati för inleven; invoelen; meeleven; voelen
känna beleven; bemerken; bespeuren; betasten; bevoelen; ervaren; gewaarworden; iets voelen; merken; ondervinden; ontwaren; voelen; waarnemen; zien aangrijpen; kennen; ontroeren; op de hoogte zijn; weten
märka bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; ontwaren; voelen; waarnemen; zien bemerken; etiketteren; gewaarworden; merken; opmerken; signaleren; waarnemen
närvara bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien erbij zijn; tegenwoordig zijn
observera bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien aankijken; bekijken; bemerken; gadeslaan; gewaarworden; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; merken; observeren; opletten; opmerken; signaleren; toekijken; toeschouwen; toezien; waarnemen; zien
röra aanraken; voelen aangaan; aanroeren; aanstippen; aanstoken; belang inboezemen; beroeren; betreffen; bewegen; even aanraken; gaan; mixen; ontroeren; oppoken; opstoken; raken; roeren; rondroeren; slaan op; toucheren; treffen; verroeren; zich begeven; zich bewegen; zich verplaatsen; zitten aan; zorg inboezemen
sympatisera inleven; invoelen; meeleven; voelen ideologie delen; medeleven; meeleven; sympathiseren
uppfatta bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; ontwaren; voelen; waarnemen; zien
uppleva beleven; ervaren; gewaarworden; ondervinden; voelen ervaren als; meemaken
vidröra aanraken; betasten; bevoelen; voelen lichtjes aanraken; toucheren
övervara bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien

Definiciones relacionadas de "voelen":

  1. ervaren door je zintuigen te gebruiken1
    • voel je hoe zacht deze stof is?1
  2. het merken of ondervinden1
    • hij voelt zich ziek1

Wiktionary: voelen


Cross Translation:
FromToVia
voelen känna feel — transitive: to experience an emotion or other mental state about
voelen känna; erfara ressentir — Sentir, éprouver.
voelen dofta sentir — Traductions à trier suivant le sens

Traducciones relacionadas de voelen