Resumen
Español a neerlandés: más información...
-
anteceder:
-
Wiktionary:
anteceder → vooraf gaan, voorafgaan, voorgaan, voorlopen, vooropgaan, voor zijn -
Sinónimos de "anteceder":
preceder; adelantar; anticiparse; aventajar; superar
-
Wiktionary:
Español
Traducciones detalladas de anteceder de español a neerlandés
anteceder: (*Aplicando el separador de palabras y frases)
- ante: om; vanwege; wegens; suède; overstaan; in aanwezigheid van
- ceder: toewijzen; toekennen; gunnen; afzien; toebedelen; afstand doen; iets toekennen; overgeven; afstaan; inleveren; afgeven; overhandigen; wijken; afleggen; bezwijken; tenondergaan; het onderspit delven; rekken; uitstrekken; doorschuiven; erop achteruitgaan; geld inleveren; aan een ander overlaten; vluchten; spannen; uitrekken; opspannen; wegvluchten; vlieden
Sugerencias ortográficas de: anteceder
anteceder:
Sinónimos de "anteceder":
Wiktionary: anteceder
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • anteceder | → vooraf gaan | ↔ precede — go before, go in front of |
| • anteceder | → voorafgaan; voorgaan; voorlopen; vooropgaan; voor zijn | ↔ précéder — aller devant ; marcher devant. |
Traducciones automáticas externas:
Neerlandés