Resumen
Español a neerlandés: más información...
- liquidar:
-
Wiktionary:
- liquidar → liquideren, opruimen
- liquidar → afwikkelen, liquideren, opheffen, solveren, afgelasten, annuleren, ontbinden, tenietdoen, terugnemen, doorhalen, doorstrepen, een streep halen door, schrappen, afschaffen, elimineren, opdoeken, uitmaken, verwijderen, wegdoen, uitroeien, verdelgen
Español
Traducciones detalladas de liquidar de español a neerlandés
liquidar:
-
el liquidar (venta pública; lonja; venta de liquidación; vendedores)
-
el liquidar (pago; desembolso)
-
el liquidar (subasta; subastas)
het veilinggebouw
-
liquidar (suprimir)
-
liquidar (pagar posteriormente; solventar; saldar; arreglar; remunerar)
-
liquidar (eliminar; extinguir; destruir; aniquilar)
-
liquidar (eliminar)
liquideren; afmaken; uit de weg ruimen; koudmaken-
uit de weg ruimen verbo (ruim uit de weg, ruimt uit de weg, ruimde uit de weg, ruimden uit de weg, uit de weg geruimd)
-
koudmaken verbo
-
liquidar (saldar)
Conjugaciones de liquidar:
presente
- liquido
- liquidas
- liquida
- liquidamos
- liquidáis
- liquidan
imperfecto
- liquidaba
- liquidabas
- liquidaba
- liquidábamos
- liquidabais
- liquidaban
indefinido
- liquidé
- liquidaste
- liquidó
- liquidamos
- liquidasteis
- liquidaron
fut. de ind.
- liquidaré
- liquidarás
- liquidará
- liquidaremos
- liquidaréis
- liquidarán
condic.
- liquidaría
- liquidarías
- liquidaría
- liquidaríamos
- liquidaríais
- liquidarían
pres. de subj.
- que liquide
- que liquides
- que liquide
- que liquidemos
- que liquidéis
- que liquiden
imp. de subj.
- que liquidara
- que liquidaras
- que liquidara
- que liquidáramos
- que liquidarais
- que liquidaran
miscelánea
- ¡liquida!
- ¡liquidad!
- ¡no liquides!
- ¡no liquidéis!
- liquidado
- liquidando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Translation Matrix for liquidar:
Sinónimos de "liquidar":
Wiktionary: liquidar
liquidar
Cross Translation:
verb
-
afwikkelen, verrekenen
-
iets uitverkopen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• liquidar | → afwikkelen; liquideren; opheffen; solveren | ↔ liquider — Régler définitivement une affaire en cours |
• liquidar | → afgelasten; annuleren; ontbinden; tenietdoen; terugnemen; afwikkelen; liquideren; opheffen; solveren; doorhalen; doorstrepen; een streep halen door; schrappen; afschaffen; elimineren; opdoeken; uitmaken; verwijderen; wegdoen; uitroeien; verdelgen | ↔ supprimer — Traductions à trier suivant le sens |