Resumen


Francés

Traducciones detalladas de faire la noce de francés a neerlandés

faire la noce:

faire la noce verbo

  1. faire la noce (faire la java; sortir; faire la fête)
    uitgaan; stappen; de hort op gaan
  2. faire la noce (aller en vadrouille; aller faire la noce)
    boemelen; aan de zwier gaan
    • boemelen verbo (boemel, boemelt, boemelde, boemelden, geboemeld)
    • aan de zwier gaan verbo (ga aan de zwier, gaat aan de zwier, ging aan de zwier, gingen aam de zwier, aan de zwier gegaan)
  3. faire la noce (bambocher)
    uitspatten
    • uitspatten verbo (spat uit, spatte uit, spatten uit, uitgespat)

Translation Matrix for faire la noce:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
stappen démarches; marches; pas
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
aan de zwier gaan aller en vadrouille; aller faire la noce; faire la noce
boemelen aller en vadrouille; aller faire la noce; faire la noce
de hort op gaan faire la fête; faire la java; faire la noce; sortir
stappen faire la fête; faire la java; faire la noce; sortir avancer; se mouvoir
uitgaan faire la fête; faire la java; faire la noce; sortir
uitspatten bambocher; faire la noce

Traducciones automáticas externas:

Traducciones relacionadas de faire la noce