Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. dollen:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de dollen de neerlandés a alemán

dollen:

dollen verbo (dol, dolt, dolde, dolden, gedold)

  1. dollen (malligheid uithalen; een poets bakken; streek uithalen; )
    spaßen; scherzen; herumtollen
    • spaßen verbo (spaße, spaßt, spaßte, spaßtet, gespaßt)
    • scherzen verbo (scherze, scherzest, scherzt, scherzte, scherztet, gescherzt)
    • herumtollen verbo (tolle herum, tollst herum, tollt herum, tollte herum, tolltet herum, herumgetollt)
  2. dollen (ravotten; stoeien; zich uitleven; wild spelen; wild rennen)
    scherzen; balgen; herumtollen; toben; sich balgen; schäkern
    • scherzen verbo (scherze, scherzest, scherzt, scherzte, scherztet, gescherzt)
    • balgen verbo (balge, balgst, balgt, balgte, balgtet, gebalgt)
    • herumtollen verbo (tolle herum, tollst herum, tollt herum, tollte herum, tolltet herum, herumgetollt)
    • toben verbo (tobe, tobst, tobt, tobte, tobtet, getobt)
    • sich balgen verbo (balge mich, balgst dich, balgt sich, balgte sich, balgtet euch, sich gebalgt)
    • schäkern verbo (schäkere, schäkerst, schäkert, schäkerte, schäkertet, geschäkert)

Conjugaciones de dollen:

o.t.t.
  1. dol
  2. dolt
  3. dolt
  4. dollen
  5. dollen
  6. dollen
o.v.t.
  1. dolde
  2. dolde
  3. dolde
  4. dolden
  5. dolden
  6. dolden
v.t.t.
  1. heb gedold
  2. hebt gedold
  3. heeft gedold
  4. hebben gedold
  5. hebben gedold
  6. hebben gedold
v.v.t.
  1. had gedold
  2. had gedold
  3. had gedold
  4. hadden gedold
  5. hadden gedold
  6. hadden gedold
o.t.t.t.
  1. zal dollen
  2. zult dollen
  3. zal dollen
  4. zullen dollen
  5. zullen dollen
  6. zullen dollen
o.v.t.t.
  1. zou dollen
  2. zou dollen
  3. zou dollen
  4. zouden dollen
  5. zouden dollen
  6. zouden dollen
diversen
  1. dol!
  2. dolt!
  3. gedold
  4. dollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dollen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
balgen dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten
herumtollen dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; ravotten; schertsen; stoeien; streek uithalen; wild rennen; wild spelen; zich uitleven robbedoezen; ronddartelen
scherzen dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; ravotten; schertsen; stoeien; streek uithalen; wild rennen; wild spelen; zich uitleven badineren
schäkern dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven flirten; gekheid maken; lonken; sjansen
sich balgen dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven robbedoezen
spaßen dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen gekheid maken; grappen maken
toben dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven brullen; fulmineren; gillen; het uitgillen; janken; joelen; jubelen; juichen; kwaad zijn; lawaai maken; razen; schuimbekken; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitjouwen; uitroepen; uitschreeuwen; vuilbekken; woedend zijn; woest spelen

Wiktionary: dollen


Cross Translation:
FromToVia
dollen scherzen frolic — behave playfully and uninhibitedly