Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. fluisteren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de fluisteren de neerlandés a alemán

fluisteren:

fluisteren verbo (fluister, fluistert, fluisterde, fluisterden, gefluisterd)

  1. fluisteren (lispelen; sissen)
    flüstern; raunen; lispeln; tuscheln; zischeln
    • flüstern verbo (flüstre, flüsterst, flüstert, flüsterte, flüstertet, geflüstert)
    • raunen verbo (raune, raunst, raunt, raunte, rauntet, geraunt)
    • lispeln verbo (b, lispelst, lispelt, lispelte, lispeltet, gelispelt)
    • tuscheln verbo (tuschele, tuschelst, tuschelt, tuschelte, tuscheltet, getuschelt)
    • zischeln verbo (zischele, zischelst, zischelt, zischelte, zischeltet, gezischelt)
  2. fluisteren (smiespelen; smoezen)
    flüstern; tuscheln; säuseln; munkeln; lispeln; zischeln
    • flüstern verbo (flüstre, flüsterst, flüstert, flüsterte, flüstertet, geflüstert)
    • tuscheln verbo (tuschele, tuschelst, tuschelt, tuschelte, tuscheltet, getuschelt)
    • säuseln verbo (säusele, säuselst, säuselt, säuselte, säuseltet, gesäuselt)
    • munkeln verbo (munkele, munkelst, munkelt, munkelte, munkeltet, gemunkelt)
    • lispeln verbo (b, lispelst, lispelt, lispelte, lispeltet, gelispelt)
    • zischeln verbo (zischele, zischelst, zischelt, zischelte, zischeltet, gezischelt)

Conjugaciones de fluisteren:

o.t.t.
  1. fluister
  2. fluistert
  3. fluistert
  4. fluisteren
  5. fluisteren
  6. fluisteren
o.v.t.
  1. fluisterde
  2. fluisterde
  3. fluisterde
  4. fluisterden
  5. fluisterden
  6. fluisterden
v.t.t.
  1. heb gefluisterd
  2. hebt gefluisterd
  3. heeft gefluisterd
  4. hebben gefluisterd
  5. hebben gefluisterd
  6. hebben gefluisterd
v.v.t.
  1. had gefluisterd
  2. had gefluisterd
  3. had gefluisterd
  4. hadden gefluisterd
  5. hadden gefluisterd
  6. hadden gefluisterd
o.t.t.t.
  1. zal fluisteren
  2. zult fluisteren
  3. zal fluisteren
  4. zullen fluisteren
  5. zullen fluisteren
  6. zullen fluisteren
o.v.t.t.
  1. zou fluisteren
  2. zou fluisteren
  3. zou fluisteren
  4. zouden fluisteren
  5. zouden fluisteren
  6. zouden fluisteren
en verder
  1. is gefluisterd
  2. zijn gefluisterd
diversen
  1. fluister!
  2. fluistert!
  3. gefluisterd
  4. fluisterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for fluisteren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
flüstern fluisteren; lispelen; sissen; smiespelen; smoezen
lispeln fluisteren; lispelen; sissen; smiespelen; smoezen mompelen; prevelen; slissen
munkeln fluisteren; smiespelen; smoezen emailleren; moffelen; slissen
raunen fluisteren; lispelen; sissen
säuseln fluisteren; smiespelen; smoezen draaien; kolken; ronddraaien; ruisen; suizelen; suizen; temen; zacht ruisen
tuscheln fluisteren; lispelen; sissen; smiespelen; smoezen
zischeln fluisteren; lispelen; sissen; smiespelen; smoezen

Antónimos de "fluisteren":


Definiciones relacionadas de "fluisteren":

  1. heel zacht praten1
    • hij fluisterde iets in mijn oor1

Wiktionary: fluisteren

fluisteren
verb
  1. spreken met gedempte stem
fluisteren
verb
  1. mit gesenkter, leiser Stimme sprechen

Cross Translation:
FromToVia
fluisteren flüstern; wispern whisper — to talk in a quiet voice
fluisteren flüstern chuchoterparler bas et mystérieusement, en remuant à peine les lèvres.