Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. in elkaar timmeren:


Neerlandés

Traducciones detalladas de in elkaar timmeren de neerlandés a alemán

in elkaar timmeren:

in elkaar timmeren verbo (timmer in elkaar, timmert in elkaar, timmerde in elkaar, timmerden in elkaar, in elkaar getimmerd)

  1. in elkaar timmeren (afranselen; aftuigen; aframmelen; afrossen; toetakelen)
    verprügeln; zusammenschlagen; durchprügeln
    • verprügeln verbo (verprügele, verprügelst, verprügelt, verprügelte, verprügeltet, verprügelt)
    • zusammenschlagen verbo (schlage zusammen, schlägt zusammen, schlug zusammen, schlugt zusammen, zusammengeschlagen)
    • durchprügeln verbo (prügele durch, prügelst durch, prügelt durch, prügelte durch, prügeltet durch, durchprügelt)
  2. in elkaar timmeren (timmerend in elkaar zetten; ineentimmeren)
    zusammenschlagen
    • zusammenschlagen verbo (schlage zusammen, schlägt zusammen, schlug zusammen, schlugt zusammen, zusammengeschlagen)

Conjugaciones de in elkaar timmeren:

o.t.t.
  1. timmer in elkaar
  2. timmert in elkaar
  3. timmert in elkaar
  4. timmeren in elkaar
  5. timmeren in elkaar
  6. timmeren in elkaar
o.v.t.
  1. timmerde in elkaar
  2. timmerde in elkaar
  3. timmerde in elkaar
  4. timmerden in elkaar
  5. timmerden in elkaar
  6. timmerden in elkaar
v.t.t.
  1. heb in elkaar getimmerd
  2. hebt in elkaar getimmerd
  3. heeft in elkaar getimmerd
  4. hebben in elkaar getimmerd
  5. hebben in elkaar getimmerd
  6. hebben in elkaar getimmerd
v.v.t.
  1. had in elkaar getimmerd
  2. had in elkaar getimmerd
  3. had in elkaar getimmerd
  4. hadden in elkaar getimmerd
  5. hadden in elkaar getimmerd
  6. hadden in elkaar getimmerd
o.t.t.t.
  1. zal in elkaar timmeren
  2. zult in elkaar timmeren
  3. zal in elkaar timmeren
  4. zullen in elkaar timmeren
  5. zullen in elkaar timmeren
  6. zullen in elkaar timmeren
o.v.t.t.
  1. zou in elkaar timmeren
  2. zou in elkaar timmeren
  3. zou in elkaar timmeren
  4. zouden in elkaar timmeren
  5. zouden in elkaar timmeren
  6. zouden in elkaar timmeren
en verder
  1. ben in elkaar getimmerd
  2. bent in elkaar getimmerd
  3. is in elkaar getimmerd
  4. zijn in elkaar getimmerd
  5. zijn in elkaar getimmerd
  6. zijn in elkaar getimmerd
diversen
  1. timmer in elkaar!
  2. timmert in elkaar!
  3. in elkaar getimmerd
  4. in elkaar timmerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for in elkaar timmeren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
durchprügeln 'n aframmeling geven; aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar rammen; in elkaar timmeren; toetakelen
verprügeln 'n aframmeling geven; aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar rammen; in elkaar timmeren; toetakelen in elkaar slaan; toetakelen
zusammenschlagen 'n aframmeling geven; aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar rammen; in elkaar timmeren; ineentimmeren; timmerend in elkaar zetten; toetakelen ineenslaan; tegen elkaar slaan

Traducciones relacionadas de in elkaar timmeren