Inicio ->Diccionarios ->neerlandés/alemán ->Traducir kaakje

Traducir kaakje de neerlandés a alemán

Eliminar anuncios

Resumen

Neerlandés a alemán: más información...

kaakje:
- Kuchen; Biskuit; Keks; Gebäck; Zwieback
kaak:
- Pranger; Schandpfahl; Schiffszwieback
Wiktionary:
- kaak → Kiefer, Wange, Schandpfahl, Schiffszwieback, anprangern
- kaak → Kinnbacke, Oberkiefer, Unterkiefer, Kiefer, Backe, Wange, Kinnlade

Neerlandés

Traducciones detalladas de kaakje de neerlandés a alemán

kaakje:

kaakje [het ~] sustantivo

het kaakje (biscuitje; koekje; biscuit; koek)
der Kuchen; Biskuit; der Keks; Gebäck; der Zwieback
- Kuchen [der ~] sustantivo
- Biskuit [das ~] sustantivo
- Keks [der ~] sustantivo
- Gebäck [das ~] sustantivo
- Zwieback [der ~] sustantivo
het kaakje (kleine kaak; biskwietje)
Biskuit; der Kuchen; der Keks; Gebäck
- Biskuit [das ~] sustantivo
- Kuchen [der ~] sustantivo
- Keks [der ~] sustantivo
- Gebäck [das ~] sustantivo

Translation Matrix for kaakje:

Noun	Traducciones relacionadas	Other Translations
Biskuit	biscuit; biscuitje; biskwietje; kaakje; kleine kaak; koek; koekje
Gebäck	biscuit; biscuitje; biskwietje; kaakje; kleine kaak; koek; koekje	gebak; gebakje; taart; taartje
Keks	biscuit; biscuitje; biskwietje; kaakje; kleine kaak; koek; koekje
Kuchen	biscuit; biscuitje; biskwietje; kaakje; kleine kaak; koek; koekje	cake; gebak; gebakje; koeken; korstgebak; oud mens; taart; taartje
Zwieback	biscuit; biscuitje; kaakje; koek; koekje	beschuit

Palabras relacionadas con "kaakje":

kaakjes, kaak

kaak:

kaak [de ~] sustantivo

de kaak (schandpaal)
der Pranger; der Schandpfahl
- Pranger [der ~] sustantivo
- Schandpfahl [der ~] sustantivo
de kaak (scheepsbeschuit)
der Schiffszwieback
- Schiffszwieback [der ~] sustantivo

Translation Matrix for kaak:

Noun	Traducciones relacionadas	Other Translations
Pranger	kaak; schandpaal
Schandpfahl	kaak; schandpaal
Schiffszwieback	kaak; scheepsbeschuit

Palabras relacionadas con "kaak":

kaken, kaakje, kaakjes

Definiciones relacionadas de "kaak":

bot waar je tanden en kiezen in zitten¹
- hij kreeg bij het vechten een klap tegen zijn kaak¹

Wiktionary: kaak

kaak

noun

het beendergestel dat de mondholte omsluit en waarin de tanden en kiezen geplaatst zijn
- kaak → Kiefer
een wang
- kaak → Wange
een houten of stenen podest, waarop de te straffen misdadigers tentoon werden gesteld
- kaak → Schandpfahl
hard meelgebak
- kaak → Schiffszwieback
iets aan de kaak stellen
- kaak → anprangern

Cross Translation:

From	To	Via
• kaak	→ Kinnbacke; Oberkiefer; Unterkiefer; Kiefer	↔ jaw — bone of the jaw
• kaak	→ Backe; Wange	↔ joue — Partie du visage
• kaak	→ Kiefer; Kinnlade	↔ mâchoire — chacun des deux parties osseuses de la bouche dans lesquelles les dents enchâsser.

¹Muiswerk Woordenboek

Eliminar anuncios

Eliminar anuncios