Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. kabbelen:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de kabbelen de neerlandés a alemán

kabbelen:

kabbelen verbo (kabbel, kabbelt, kabbelde, kabbelden, gekabbeld)

  1. kabbelen
    plätschern; gurgeln; gluckern; glucksen
    • plätschern verbo (plätschere, plätscherst, plätschert, plätscherte, plätschertet, plätschert)
    • gurgeln verbo (gurgle, gurgelst, gurgelt, gurgelte, gurgeltet, gegurgelt)
    • gluckern verbo
    • glucksen verbo (gluckse, gluckst, gluckste, gluckstet, gegluckst)

Conjugaciones de kabbelen:

o.t.t.
  1. kabbel
  2. kabbelt
  3. kabbelt
  4. kabbelen
  5. kabbelen
  6. kabbelen
o.v.t.
  1. kabbelde
  2. kabbelde
  3. kabbelde
  4. kabbelden
  5. kabbelden
  6. kabbelden
v.t.t.
  1. heb gekabbeld
  2. hebt gekabbeld
  3. heeft gekabbeld
  4. hebben gekabbeld
  5. hebben gekabbeld
  6. hebben gekabbeld
v.v.t.
  1. had gekabbeld
  2. had gekabbeld
  3. had gekabbeld
  4. hadden gekabbeld
  5. hadden gekabbeld
  6. hadden gekabbeld
o.t.t.t.
  1. zal kabbelen
  2. zult kabbelen
  3. zal kabbelen
  4. zullen kabbelen
  5. zullen kabbelen
  6. zullen kabbelen
o.v.t.t.
  1. zou kabbelen
  2. zou kabbelen
  3. zou kabbelen
  4. zouden kabbelen
  5. zouden kabbelen
  6. zouden kabbelen
diversen
  1. kabbel!
  2. kabbelt!
  3. gekabbeld
  4. kabbelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kabbelen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
gluckern kabbelen
glucksen kabbelen bazelen; de hik hebben; glimlachen; grijnzen; grinniken; hikken; klokgeluidjes maken; klokken; lachen; lallen; morren; murmeren; ontevreden mompelen; proesten; schateren; wauwelen
gurgeln kabbelen gorgelen
plätschern kabbelen klateren; klotsen

Wiktionary: kabbelen

kabbelen
verb
  1. zacht stromen en geluid maken

Cross Translation:
FromToVia
kabbelen plätschern; gurgeln babble — to make a continuous murmuring noise, as shallow water running over stones.
kabbelen klatschen; plätschern; paddeln; klauen barboterbredouiller, marmonner, parler d’une manière confuse, s’embrouiller dans ses explications.
kabbelen klatschen; plätschern clapoter — marine|fr éprouver le clapotis.