Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. nuanceren:


Neerlandés

Traducciones detalladas de nuanceren de neerlandés a alemán

nuanceren:

nuanceren verbo (nuanceer, nuanceert, nuanceerde, nuanceerden, genuanceerd)

  1. nuanceren
    nuancieren; differenzieren
  2. nuanceren (onderscheid aanbrengen in; schakeren)
    nuancieren; Unterschied machen

Conjugaciones de nuanceren:

o.t.t.
  1. nuanceer
  2. nuanceert
  3. nuanceert
  4. nuanceren
  5. nuanceren
  6. nuanceren
o.v.t.
  1. nuanceerde
  2. nuanceerde
  3. nuanceerde
  4. nuanceerden
  5. nuanceerden
  6. nuanceerden
v.t.t.
  1. heb genuanceerd
  2. hebt genuanceerd
  3. heeft genuanceerd
  4. hebben genuanceerd
  5. hebben genuanceerd
  6. hebben genuanceerd
v.v.t.
  1. had genuanceerd
  2. had genuanceerd
  3. had genuanceerd
  4. hadden genuanceerd
  5. hadden genuanceerd
  6. hadden genuanceerd
o.t.t.t.
  1. zal nuanceren
  2. zult nuanceren
  3. zal nuanceren
  4. zullen nuanceren
  5. zullen nuanceren
  6. zullen nuanceren
o.v.t.t.
  1. zou nuanceren
  2. zou nuanceren
  3. zou nuanceren
  4. zouden nuanceren
  5. zouden nuanceren
  6. zouden nuanceren
en verder
  1. ben genuanceerd
  2. bent genuanceerd
  3. is genuanceerd
  4. zijn genuanceerd
  5. zijn genuanceerd
  6. zijn genuanceerd
diversen
  1. nuanceer!
  2. nuanceert!
  3. genuanceerd
  4. nuancerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for nuanceren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
Unterschied machen nuanceren; onderscheid aanbrengen in; schakeren onderscheid maken; onderscheiden
differenzieren nuanceren differentiëren
nuancieren nuanceren; onderscheid aanbrengen in; schakeren