Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
abwerfen
|
naar beneden werpen; neerwerpen; omlaag werpen
|
afsmijten; afwerpen; afzetten; droppen; ergens loslaten; opbrengen; opleveren
|
hinunterwerfen
|
naar beneden werpen; neerwerpen; omlaag werpen
|
eraf gooien; eraf werpen; omlaagwerpen
|
hinwerfen
|
naar beneden werpen; neerwerpen; omlaag werpen
|
|
schleudern
|
naar beneden werpen; neerwerpen; omlaag werpen
|
centrifugeren; deinen; donderen; floepen; glippen; golven; heen en weer zwaaien; onweren; schommelen; slingeren; wegglippen; wiebelen; wiegen
|
schmeißen
|
naar beneden werpen; neerwerpen; omlaag werpen
|
afzetten; donderen; droppen; ergens loslaten; keilen; kwakken; lazeren; neerkwakken; onweren; slagen voor; smakken; smijten; sodemieteren
|
schmettern
|
naar beneden werpen; neerwerpen; omlaag werpen
|
deinen; donderen; echoën; galmen; golven; hoorbaar zijn; knallen; luidkeels iets verkondigen; naklinken; onweren; schetteren; tetteren; weerklinken
|
stürzen
|
naar beneden werpen; neerwerpen; omlaag werpen
|
buitelen; deponeren; donderen; duikelen; gieten; hardlopen; ineenduiken; kelderen; naar beneden donderen; onderuitgaan; onweren; op zijn bek gaan; rennen; schenken; steil afhellen; steil vallen; sterk in waarde dalen; storten; tempo maken; ten val komen; uitstorten; vallen
|