Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. postuleren:


Neerlandés

Traducciones detalladas de postuleren de neerlandés a alemán

postuleren:

postuleren verbo (postuleer, postuleert, postuleerde, postuleerden, gepostuleerd)

  1. postuleren (vooronderstellen)
    vermuten; annehmen; postulieren; schätzen; mutmaßen
    • vermuten verbo (vermute, vermutest, vermutet, vermutete, vermutetet, vermutet)
    • annehmen verbo (nehme an, nimmst an, nimmt an, nahm an, nahmt an, angenommen)
    • postulieren verbo (postuliere, postulierst, postuliert, postulierte, postuliertet, postuliert)
    • schätzen verbo (schätze, schätzest, schätzt, schätzte, schätztet, geschätzt)
    • mutmaßen verbo (mutmaße, mutmaßst, mutmaßt, mutmaßte, mutmaßtet, gemutmaßt)

Conjugaciones de postuleren:

o.t.t.
  1. postuleer
  2. postuleert
  3. postuleert
  4. postuleren
  5. postuleren
  6. postuleren
o.v.t.
  1. postuleerde
  2. postuleerde
  3. postuleerde
  4. postuleerden
  5. postuleerden
  6. postuleerden
v.t.t.
  1. heb gepostuleerd
  2. hebt gepostuleerd
  3. heeft gepostuleerd
  4. hebben gepostuleerd
  5. hebben gepostuleerd
  6. hebben gepostuleerd
v.v.t.
  1. had gepostuleerd
  2. had gepostuleerd
  3. had gepostuleerd
  4. hadden gepostuleerd
  5. hadden gepostuleerd
  6. hadden gepostuleerd
o.t.t.t.
  1. zal postuleren
  2. zult postuleren
  3. zal postuleren
  4. zullen postuleren
  5. zullen postuleren
  6. zullen postuleren
o.v.t.t.
  1. zou postuleren
  2. zou postuleren
  3. zou postuleren
  4. zouden postuleren
  5. zouden postuleren
  6. zouden postuleren
en verder
  1. is gepostuleerd
diversen
  1. postuleer!
  2. postuleert!
  3. gepostuleerd
  4. postulerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for postuleren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
annehmen postuleren; vooronderstellen aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanvatten; accepteren; adopteren; beantwoorden; bedoelen; beogen; betogen; cadeau aannemen; demonstreren; geloven; gissen; gissing maken; in ontvangst nemen; krijgen; naar voren brengen; ontvangen; opnemen; opperen; opstrijken; opvangen; poneren; raden; stellen; ten doel hebben; uitgaan van; veronderstellen
mutmaßen postuleren; vooronderstellen gissen; gissing maken; met aandelen spelen; raden; speculeren
postulieren postuleren; vooronderstellen naar voren brengen; opperen; poneren; stellen
schätzen postuleren; vooronderstellen aannemen; aanrekenen; aanwrijven; achten; adviseren; afwegen; appreciëren; bepalen; beramen; berispen; beschuldigen; blameren; eerbiedigen; geloven; gispen; gissen; gissing maken; hoogachten; hoogschatten; iets aanraden; ingeven; inschatten; laken; loven; nadragen; op prijs stellen; overdenken; overwegen; prijzen; raden; ramen; respecteren; roemen; schatten; suggereren; taxeren; uitgaan van; vereren; veronderstellen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; waarderen; zich lovend uitlaten
vermuten postuleren; vooronderstellen gissen; gissing maken; raden