Neerlandés

Traducciones detalladas de samenloop de neerlandés a alemán

samenloop:

samenloop [de ~ (m)] sustantivo

  1. de samenloop
    der Zusammenlauf; der Zusammenfluß

Translation Matrix for samenloop:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Zusammenfluß samenloop samenstroming; samenvloeiing
Zusammenlauf samenloop oploop

Palabras relacionadas con "samenloop":


samenloop forma de samenlopen:

samenlopen verbo (loop samen, loopt samen, liep samen, liepen samen, samengelopen)

  1. samenlopen (samenvallen)
    zusammenfallen; zusammentreffen
    • zusammenfallen verbo (falle zusammen, fällst zusammen, fällt zusammen, fiel zusammen, fielet zusammen, zusammengefallen)
    • zusammentreffen verbo (treffe zusammen, triffst zusammen, trifft zusammen, traf zusammen, trafet zusammen, zusammengetroffen)

Conjugaciones de samenlopen:

o.t.t.
  1. loop samen
  2. loopt samen
  3. loopt samen
  4. lopen samen
  5. lopen samen
  6. lopen samen
o.v.t.
  1. liep samen
  2. liep samen
  3. liep samen
  4. liepen samen
  5. liepen samen
  6. liepen samen
v.t.t.
  1. ben samengelopen
  2. bent samengelopen
  3. is samengelopen
  4. zijn samengelopen
  5. zijn samengelopen
  6. zijn samengelopen
v.v.t.
  1. was samengelopen
  2. was samengelopen
  3. was samengelopen
  4. waren samengelopen
  5. waren samengelopen
  6. waren samengelopen
o.t.t.t.
  1. zal samenlopen
  2. zult samenlopen
  3. zal samenlopen
  4. zullen samenlopen
  5. zullen samenlopen
  6. zullen samenlopen
o.v.t.t.
  1. zou samenlopen
  2. zou samenlopen
  3. zou samenlopen
  4. zouden samenlopen
  5. zouden samenlopen
  6. zouden samenlopen
diversen
  1. loop samen!
  2. loopt samen!
  3. samengelopen
  4. samenlopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

samenlopen [znw.] sustantivo

  1. samenlopen
    Zusammen kommen; Zusammen laufen

Translation Matrix for samenlopen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Zusammen kommen samenlopen
Zusammen laufen samenlopen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
zusammenfallen samenlopen; samenvallen bemiddelen; bouwvallig worden; in elkaar zakken; ineenstorten; ingrijpen; instorten; interfereren; interrumperen; interveniëren; invallen; inzakken; inzinken; tussenbeide komen; tussenkomen; vervallen
zusammentreffen samenlopen; samenvallen bemiddelen; bijeen komen; elkaar ontmoeten; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; samenkomen; tussenbeide komen; tussenkomen

Palabras relacionadas con "samenlopen":