Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. toehoren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de toehoren de neerlandés a alemán

toehoren:

toehoren verbo (hoor toe, hoort toe, hoorde toe, hoorden toe, toegehoord)

  1. toehoren (aanhoren; luisteren)
    anhören; lauschen; horchen; hinhören
    • anhören verbo (höre an, hörst an, hört an, hörte an, hörtet an, angehört)
    • lauschen verbo (lausche, lauschst, lauscht, lauschte, lauschtet, gelauscht)
    • horchen verbo (horche, horchst, horcht, horchte, horchtet, gehorcht)
    • hinhören verbo (höre hin, hörst hin, hört hin, hörte hin, hörtet hin, hingehört)

Conjugaciones de toehoren:

o.t.t.
  1. hoor toe
  2. hoort toe
  3. hoort toe
  4. horen toe
  5. horen toe
  6. horen toe
o.v.t.
  1. hoorde toe
  2. hoorde toe
  3. hoorde toe
  4. hoorden toe
  5. hoorden toe
  6. hoorden toe
v.t.t.
  1. heb toegehoord
  2. hebt toegehoord
  3. heeft toegehoord
  4. hebben toegehoord
  5. hebben toegehoord
  6. hebben toegehoord
v.v.t.
  1. had toegehoord
  2. had toegehoord
  3. had toegehoord
  4. hadden toegehoord
  5. hadden toegehoord
  6. hadden toegehoord
o.t.t.t.
  1. zal toehoren
  2. zult toehoren
  3. zal toehoren
  4. zullen toehoren
  5. zullen toehoren
  6. zullen toehoren
o.v.t.t.
  1. zou toehoren
  2. zou toehoren
  3. zou toehoren
  4. zouden toehoren
  5. zouden toehoren
  6. zouden toehoren
en verder
  1. ben toegehoord
  2. bent toegehoord
  3. is toegehoord
  4. zijn toegehoord
  5. zijn toegehoord
  6. zijn toegehoord
diversen
  1. hoor toe!
  2. hoort toe!
  3. toegehoord
  4. tehorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for toehoren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
anhören aanhoren; luisteren; toehoren
hinhören aanhoren; luisteren; toehoren aandachtig luisteren; beluisteren; luisteren; opletten; toeluisteren
horchen aanhoren; luisteren; toehoren aandachtig luisteren; beluisteren; horen; luisteren; opletten; te horen krijgen; toeluisteren; vernemen
lauschen aanhoren; luisteren; toehoren

Wiktionary: toehoren


Cross Translation:
FromToVia
toehoren anhören; aushorchen; zuhören; hinhören; lauschen; hören écouter — Faire attention, prêter l’oreille pour entendre.