Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. voorbijrijden:


Neerlandés

Traducciones detalladas de voorbijrijden de neerlandés a alemán

voorbijrijden:

voorbijrijden verbo (rijd voorbij, rijdt voorbij, reed voorbij, reden voorbij, voorbij gereden)

  1. voorbijrijden (passeren; voorbijgaan; inhalen)
    Passieren; vorbeifahren; vorübergehen; überholen
    • Passieren verbo
    • vorbeifahren verbo (fahre vorbei, fährst vorbei, fährt vorbei, fuhr vorbei, fuhret vorbei, verbeigefahren)
    • vorübergehen verbo (gehe vorüber, gehst vorüber, geht vorüber, gang vorüber, ganget vorüber, vorübergegangen)
    • überholen verbo (überhole, überholst, überholt, überholte, überholtet, überholt)

Conjugaciones de voorbijrijden:

o.t.t.
  1. rijd voorbij
  2. rijdt voorbij
  3. rijdt voorbij
  4. rijden voorbij
  5. rijden voorbij
  6. rijden voorbij
o.v.t.
  1. reed voorbij
  2. reed voorbij
  3. reed voorbij
  4. reden voorbij
  5. reden voorbij
  6. reden voorbij
v.t.t.
  1. ben voorbij gereden
  2. bent voorbij gereden
  3. is voorbij gereden
  4. zijn voorbij gereden
  5. zijn voorbij gereden
  6. zijn voorbij gereden
v.v.t.
  1. was voorbij gereden
  2. was voorbij gereden
  3. was voorbij gereden
  4. waren voorbij gereden
  5. waren voorbij gereden
  6. waren voorbij gereden
o.t.t.t.
  1. zal voorbijrijden
  2. zult voorbijrijden
  3. zal voorbijrijden
  4. zullen voorbijrijden
  5. zullen voorbijrijden
  6. zullen voorbijrijden
o.v.t.t.
  1. zou voorbijrijden
  2. zou voorbijrijden
  3. zou voorbijrijden
  4. zouden voorbijrijden
  5. zouden voorbijrijden
  6. zouden voorbijrijden
diversen
  1. rijd voorbij!
  2. rijdt voorbij!
  3. voorbij gereden
  4. voorbijrijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for voorbijrijden:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
Passieren inhalen; passeren; voorbijgaan; voorbijrijden
vorbeifahren inhalen; passeren; voorbijgaan; voorbijrijden voorbijvaren
vorübergehen inhalen; passeren; voorbijgaan; voorbijrijden
überholen inhalen; passeren; voorbijgaan; voorbijrijden een bezwaar ondervangen; inhalen; inlopen; ondervangen; reviseren; voorkomen