Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. woeden:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de woeden de neerlandés a alemán

woeden:

woeden verbo (woed, woedt, woedde, woedden, gewoed)

  1. woeden (razen; tekeergaan)
    rasen; donnern; brüllen; wüten
    • rasen verbo (rase, rasst, rast, raste, rastet, gerast)
    • donnern verbo (donnere, donnerst, donnert, donnerte, donnertet, gedonnert)
    • brüllen verbo (brülle, brüllst, brüllt, brüllte, brülltet, gebrüllt)
    • wüten verbo (wüte, wütest, wütet, wütete, wütetet, gewütet)

Conjugaciones de woeden:

o.t.t.
  1. woed
  2. woedt
  3. woedt
  4. woeden
  5. woeden
  6. woeden
o.v.t.
  1. woedde
  2. woedde
  3. woedde
  4. woedden
  5. woedden
  6. woedden
v.t.t.
  1. heb gewoed
  2. hebt gewoed
  3. heeft gewoed
  4. hebben gewoed
  5. hebben gewoed
  6. hebben gewoed
v.v.t.
  1. had gewoed
  2. had gewoed
  3. had gewoed
  4. hadden gewoed
  5. hadden gewoed
  6. hadden gewoed
o.t.t.t.
  1. zal woeden
  2. zult woeden
  3. zal woeden
  4. zullen woeden
  5. zullen woeden
  6. zullen woeden
o.v.t.t.
  1. zou woeden
  2. zou woeden
  3. zou woeden
  4. zouden woeden
  5. zouden woeden
  6. zouden woeden
diversen
  1. woed!
  2. woedt!
  3. gewoed
  4. woedend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for woeden:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
brüllen razen; tekeergaan; woeden blaffen; blèren; brullen; bulderen; bulken; daveren; fulmineren; gillen; het uitgillen; huilen; janken; joelen; krijsen; kwaad zijn; razen; schreeuwen; schuimbekken; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitbrullen; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen; woedend zijn
donnern razen; tekeergaan; woeden brullen; donderen; fulmineren; het uitgillen; knallen; onweren; razen; tekeergaan; tieren; uitroepen; uitschreeuwen
rasen razen; tekeergaan; woeden brullen; fulmineren; gang maken; hard draven; hardlopen; hardrijden; het uitgillen; jachten; jakkeren; kwaad zijn; razen; rennen; reppen; schuimbekken; spoeden; spurten; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitroepen; uitschreeuwen; woedend zijn
wüten razen; tekeergaan; woeden brullen; fulmineren; het uitgillen; kwaad zijn; razen; schuimbekken; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitroepen; uitschreeuwen; woedend zijn

Wiktionary: woeden

woeden
verb
  1. met veel geweld gaande zijn van een natuurverschijnsel

Cross Translation:
FromToVia
woeden wüten; rasen; toben rage — act in an angry manner