Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. bekaf:
  2. afbekken:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de bekaf de neerlandés a inglés

bekaf:

bekaf adj.

  1. bekaf

Translation Matrix for bekaf:

AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
worn out bekaf afgedragen; afgeleefd; afgemat; afgesloofd; afgetrapt; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; hondsmoe; op; oud; uitgeleefd; versleten; vervallen
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
dog tired bekaf

Wiktionary: bekaf

bekaf
adjective
  1. exhausted

bekaf forma de afbekken:

afbekken verbo (bek af, bekt af, bekte af, bekten af, afgebekt)

  1. afbekken (toesnauwen; snauwen; afsnauwen; afblaffen)
    to snarl; snipe; to snap; to shout down; shout at
    • snarl verbo (snarls, snarled, snarling)
    • snipe verbo
    • snap verbo (snaps, snapped, snapping)
    • shout down verbo (shouts down, shouted down, shouting down)
    • shout at verbo
  2. afbekken (toesnauwen; snauwen; afsnauwen; afblaffen; toebijten)
    to snarl at; to snap at; to growl at
    • snarl at verbo (snarls at, snarled at, snarling at)
    • snap at verbo (snaps at, snapped at, snapping at)
    • growl at verbo (growls at, growled at, growling at)

Conjugaciones de afbekken:

o.t.t.
  1. bek af
  2. bekt af
  3. bekt af
  4. bekken af
  5. bekken af
  6. bekken af
o.v.t.
  1. bekte af
  2. bekte af
  3. bekte af
  4. bekten af
  5. bekten af
  6. bekten af
v.t.t.
  1. heb afgebekt
  2. hebt afgebekt
  3. heeft afgebekt
  4. hebben afgebekt
  5. hebben afgebekt
  6. hebben afgebekt
v.v.t.
  1. had afgebekt
  2. had afgebekt
  3. had afgebekt
  4. hadden afgebekt
  5. hadden afgebekt
  6. hadden afgebekt
o.t.t.t.
  1. zal afbekken
  2. zult afbekken
  3. zal afbekken
  4. zullen afbekken
  5. zullen afbekken
  6. zullen afbekken
o.v.t.t.
  1. zou afbekken
  2. zou afbekken
  3. zou afbekken
  4. zouden afbekken
  5. zouden afbekken
  6. zouden afbekken
diversen
  1. bek af!
  2. bekt af!
  3. afgebekt
  4. afbekkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for afbekken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
snap biscuit; biscuitje; kaakje; koek; koekje
snarl grauw; grom; snauw
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
growl at afbekken; afblaffen; afsnauwen; snauwen; toebijten; toesnauwen
shout at afbekken; afblaffen; afsnauwen; snauwen; toesnauwen
shout down afbekken; afblaffen; afsnauwen; snauwen; toesnauwen overschreeuwen
snap afbekken; afblaffen; afsnauwen; snauwen; toesnauwen dichtbijten; een knippend geluid maken; exploderen; fladderen; happen; klappen; knakken; knappen; ontploffen; springen; toebijten; toehappen; toesnauwen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen; uitlijnen; wapperen
snap at afbekken; afblaffen; afsnauwen; snauwen; toebijten; toesnauwen
snarl afbekken; afblaffen; afsnauwen; snauwen; toesnauwen grauwen; grommen; knorren; knorrend geluid maken; snauwen
snarl at afbekken; afblaffen; afsnauwen; snauwen; toebijten; toesnauwen
snipe afbekken; afblaffen; afsnauwen; snauwen; toesnauwen
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
snap attractief; elegant; fraai; goed ogend; gracieus; knap; mooi; sierlijk; welgevallig