Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. musiceren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de musiceren de neerlandés a inglés

musiceren:

musiceren verbo (musiceer, musiceert, musiceerde, musiceerden, gemusiceerd)

  1. musiceren
    to make music
    • make music verbo (makes music, made music, making music)

Conjugaciones de musiceren:

o.t.t.
  1. musiceer
  2. musiceert
  3. musiceert
  4. musiceren
  5. musiceren
  6. musiceren
o.v.t.
  1. musiceerde
  2. musiceerde
  3. musiceerde
  4. musiceerden
  5. musiceerden
  6. musiceerden
v.t.t.
  1. heb gemusiceerd
  2. hebt gemusiceerd
  3. heeft gemusiceerd
  4. hebben gemusiceerd
  5. hebben gemusiceerd
  6. hebben gemusiceerd
v.v.t.
  1. had gemusiceerd
  2. had gemusiceerd
  3. had gemusiceerd
  4. hadden gemusiceerd
  5. hadden gemusiceerd
  6. hadden gemusiceerd
o.t.t.t.
  1. zal musiceren
  2. zult musiceren
  3. zal musiceren
  4. zullen musiceren
  5. zullen musiceren
  6. zullen musiceren
o.v.t.t.
  1. zou musiceren
  2. zou musiceren
  3. zou musiceren
  4. zouden musiceren
  5. zouden musiceren
  6. zouden musiceren
diversen
  1. musiceer!
  2. musiceert!
  3. gemusiceerd
  4. musicerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for musiceren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
make music musiceren

Wiktionary: musiceren

musiceren
verb
  1. het ten gehore brengen van muziek door middel van een muziekinstrument of de stem