Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. voorbijlopen:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de voorbijlopen de neerlandés a inglés

voorbijlopen:

voorbijlopen verbo (loop voorbij, loopt voorbij, liep voorbij, liepen voorbij, voorbij gelopen)

  1. voorbijlopen
    to walk past
    • walk past verbo (walks past, walked past, walking past)

Conjugaciones de voorbijlopen:

o.t.t.
  1. loop voorbij
  2. loopt voorbij
  3. loopt voorbij
  4. lopen voorbij
  5. lopen voorbij
  6. lopen voorbij
o.v.t.
  1. liep voorbij
  2. liep voorbij
  3. liep voorbij
  4. liepen voorbij
  5. liepen voorbij
  6. liepen voorbij
v.t.t.
  1. ben voorbij gelopen
  2. bent voorbij gelopen
  3. is voorbij gelopen
  4. zijn voorbij gelopen
  5. zijn voorbij gelopen
  6. zijn voorbij gelopen
v.v.t.
  1. was voorbij gelopen
  2. was voorbij gelopen
  3. was voorbij gelopen
  4. waren voorbij gelopen
  5. waren voorbij gelopen
  6. waren voorbij gelopen
o.t.t.t.
  1. zal voorbijlopen
  2. zult voorbijlopen
  3. zal voorbijlopen
  4. zullen voorbijlopen
  5. zullen voorbijlopen
  6. zullen voorbijlopen
o.v.t.t.
  1. zou voorbijlopen
  2. zou voorbijlopen
  3. zou voorbijlopen
  4. zouden voorbijlopen
  5. zouden voorbijlopen
  6. zouden voorbijlopen
diversen
  1. loop voorbij!
  2. loopt voorbij!
  3. voorbij gelopen
  4. voorbijlopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for voorbijlopen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
walk past voorbijlopen

Wiktionary: voorbijlopen

voorbijlopen
verb
  1. to run past, exceed