Neerlandés

Traducciones detalladas de spant de neerlandés a inglés

spant:

spant [het ~] sustantivo

  1. het spant (dakspant)
    the truss; the crossbeam; the rafter; the frame; the roofbeam

Translation Matrix for spant:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
crossbeam dakspant; spant dakbint; dwarsbalk
frame dakspant; spant brilmontuur; casco; constitutie; frame; geraamte; gestel; kader; karkas; lijst; montuur; omlijsting; raam; raamwerk; rand; skelet; vliegtuigromp
rafter dakspant; spant dakbint; houtvlotter; vlotter
roofbeam dakspant; spant dakbint
truss dakspant; spant dakstoel
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
frame inlijsten; inramen; omkaderen; omlijsten

Palabras relacionadas con "spant":


spant forma de spannen:

spannen [de ~] sustantivo, plural

  1. de spannen (koppels)
    the belts; the braces; the yoke
    • belts [the ~] sustantivo
    • braces [the ~] sustantivo
    • yoke [the ~] sustantivo

spannen verbo (span, spant, spande, spanden, gespannen)

  1. spannen (opspannen)
    to tighten; to stretch
    • tighten verbo (tightens, tightened, tightening)
    • stretch verbo (stretchs, stretched, stretching)

Conjugaciones de spannen:

o.t.t.
  1. span
  2. spant
  3. spant
  4. spannen
  5. spannen
  6. spannen
o.v.t.
  1. spande
  2. spande
  3. spande
  4. spanden
  5. spanden
  6. spanden
v.t.t.
  1. heb gespannen
  2. hebt gespannen
  3. heeft gespannen
  4. hebben gespannen
  5. hebben gespannen
  6. hebben gespannen
v.v.t.
  1. had gespannen
  2. had gespannen
  3. had gespannen
  4. hadden gespannen
  5. hadden gespannen
  6. hadden gespannen
o.t.t.t.
  1. zal spannen
  2. zult spannen
  3. zal spannen
  4. zullen spannen
  5. zullen spannen
  6. zullen spannen
o.v.t.t.
  1. zou spannen
  2. zou spannen
  3. zou spannen
  4. zouden spannen
  5. zouden spannen
  6. zouden spannen
en verder
  1. ben gespannen
  2. bent gespannen
  3. is gespannen
  4. zijn gespannen
  5. zijn gespannen
  6. zijn gespannen
diversen
  1. span!
  2. spant!
  3. gespannen
  4. spannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for spannen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
belts koppels; spannen opdoffers; opdonders; opduvels; oplawaaien
braces koppels; spannen bretel; tandbeugel
stretch afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; spreidbeweging; tournee; traject; weg; wegvak
yoke koppels; spannen dooier; eigeel; epaulet; juk; schouderstuk
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
stretch opspannen; spannen bespannen; oprekken; rekken; strak maken; strekken; uitrekken; uitstrekken
tighten opspannen; spannen aanhalen; aanspannen; dichtschroeven; inspannen; schroeven; strak maken; vastschroeven; verscherpen

Palabras relacionadas con "spannen":


Wiktionary: spannen

spannen
verb
  1. onder trekkracht brengen
spannen
verb
  1. make or become tense

Cross Translation:
FromToVia
spannen harness; yoke up; span attelerattacher des bêtes de trait à une voiture, à une charrue, etc.
spannen bandage; bind; blindfold; flex; be stretched tight; strech; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten; have a boner bander — (familier, fr) Occitanie|fr exaspérer, gonfler.
spannen stiffen; stress; tense; tighten; stretch; wind up; rack; strain raidirtendre ou étendre avec force ; rendre raide.
spannen climb; go back; strech; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten remonter — Traductions à trier suivant le sens
spannen squeeze; strech; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten; oppress; pinch; squash; lock up; shut up; put away; stow; confine; enclose; condense; shake hands; keep; stay serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général).
spannen strech; tend; sell; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten tendreétirer un fil, une corde, une surface; tirer une corde par plusieurs côtés pour la rendre raide ; étirer une peau.

Traducciones automáticas externas: