Neerlandés

Traducciones detalladas de zat de neerlandés a español

zat:


Translation Matrix for zat:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
borracho brasser; dronkaard; dronkelap; dronkeman; zatlap; zuiplap; zwelger
borracho perdido stomdronken persoon
- voldoende
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
- dronken
Not SpecifiedTraducciones relacionadasOther Translations
- genoeg
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
abundante beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; meer dan genoeg; zat copieus; luxueus; mals; talrijk; weelderig; welig
bebido beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; meer dan genoeg; zat aangeschoten; achterlijk; beneveld; beschonken; teut; tipsy; toeter; zwakzinnig
borracho beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; meer dan genoeg; zat aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken; teut; tipsy; toeter
borracho perdido beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; meer dan genoeg; zat bezopen; ladderzat; laveloos; smoordronken; stomdroken; stomdronken; straalbezopen
como una cuba meer dan genoeg; zat ladderzat; laveloos; smoordronken; stomdronken; straalbezopen
de sobra beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat in overvloed
emborrachado beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; meer dan genoeg; zat aangeschoten; beneveld; beschonken; ladderzat; laveloos; smoordronken; stomdronken; straalbezopen; teut; tipsy
harto meer dan genoeg; zat beu; enigermate; enigszins; iets; ietwat; opgezet dier; pijnlijk; verzadigd; vol; volgegeten; zeer; zeerste
ridículo beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat absurd; belachelijk; bespottelijk; geestelijk gestoord; gek; lachwekkend; ondoenlijk; ongerijmd; onhaalbaar; onrealiseerbaar; onuitvoerbaar; ridicuul

Palabras relacionadas con "zat":

  • zatheid, zate

Sinónimos de "zat":


Antónimos de "zat":


Definiciones relacionadas de "zat":

  1. onder invloed van alcohol zodat je niet meer helder kunt denken1
    • hij is elke zaterdagavond zat1
  2. zoveel als nodig is en zelfs meer1
    • we hebben potloden zat1

Wiktionary: zat


Cross Translation:
FromToVia
zat borracho; ebrio drunk — intoxicated after drinking too much alcohol
zat satisfecho; lleno full — satisfied, in relation to eating
zat borracho intoxicated — stupefied by alcohol
zat borracho; ebrio ivre — Qui a le cerveau troubler par l’effet des boissons fermenter, par l’alcool, etc.

zat forma de zitten:

zitten verbo (zit, zat, zaten, gezeten)

  1. zitten
  2. zitten
    sentar

Conjugaciones de zitten:

o.t.t.
  1. zit
  2. zit
  3. zit
  4. zitten
  5. zitten
  6. zitten
o.v.t.
  1. zat
  2. zat
  3. zat
  4. zaten
  5. zaten
  6. zaten
v.t.t.
  1. heb gezeten
  2. hebt gezeten
  3. heeft gezeten
  4. hebben gezeten
  5. hebben gezeten
  6. hebben gezeten
v.v.t.
  1. had gezeten
  2. had gezeten
  3. had gezeten
  4. hadden gezeten
  5. hadden gezeten
  6. hadden gezeten
o.t.t.t.
  1. zal zitten
  2. zult zitten
  3. zal zitten
  4. zullen zitten
  5. zullen zitten
  6. zullen zitten
o.v.t.t.
  1. zou zitten
  2. zou zitten
  3. zou zitten
  4. zouden zitten
  5. zouden zitten
  6. zouden zitten
diversen
  1. zit!
  2. zit!
  3. gezeten
  4. zittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for zitten:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
sentar zitten
sentarse zitten gaan zitten; plaatsnemen; zich neerzetten; zich zetten
- bevinden; ophouden

Palabras relacionadas con "zitten":

  • zit

Sinónimos de "zitten":


Definiciones relacionadas de "zitten":

  1. daar zijn1
    • hij zit boven1
  2. ermee bezigzijn1
    • hij zit te kleuren1
  3. iets wat daar is1
    • er zit een vlek op je broek1
  4. in die toestand zijn1
    • hij zit in spanning1
  5. op je billen rusten1
    • hij zit in de grote stoel1
  6. passen1
    • dat jasje zit goed1

Wiktionary: zitten

zitten
verb
  1. op het zitvlak rusten

Cross Translation:
FromToVia
zitten estar be — occupy a place
zitten sentar; estar sentado sit — of a person, be in a position in which the upper body is upright and the legs are supported
zitten haber there be — to exist
zitten posarse; sentarse setzen — (reflexiv) sich selbst in eine sitzende Position bringen