Neerlandés

Traducciones detalladas de bons de neerlandés a español

bons:

bons [de ~ (m)] sustantivo, plural

  1. de bons (pof)
    el golpe; el choque; el golpe seco; el golpe sordo

Translation Matrix for bons:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
choque bons; pof aanrijding; aanvaring; botsing; collisie; doorstoot; dreun; geschok; geschud; gestoot; hort; klap; knal; kwak; opeen knallen; schok; schokkende beweging; shock; smak; stoot
golpe bons; pof bonk; bonkend geluid; dreun; gevaarte; harde slag; hengst; hoek; hoekstoot; hort; jens; joekel; kanjer; klap; klapje; klets; kletspraat; klont; klonter; klop; knaap; knak; knal; knik; knoert; kokker; kokkerd; kwak; lel; loei; mep; muilpeer; opdoffer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; quatsch; schar; schok; schokkende beweging; slag; smak; stoot; strijd; tik; toegebrachte klap; veldslag
golpe seco bons; pof
golpe sordo bons; pof
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
choque botsing

Palabras relacionadas con "bons":


Wiktionary: bons


Cross Translation:
FromToVia
bons rebote bounce — movement up and down

bons forma de bon:

bon [de ~ (m)] sustantivo

  1. de bon (coupon)
    la tarjeta de descuento; el cupón; el vale; el bono; el boleto; el comprobante
  2. de bon (bekeuring; boete)
    el recibo; la multa; la penitencia; el banco; el bono; el boleto; la placa; el cupón; la estampa; el retal
  3. de bon (stortingsbewijs; reçu)
    el resguardo de ingreso; el boleto; el cupón; el vale; el comprobante

Translation Matrix for bon:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
banco bekeuring; boete; bon bank; bankgebouw; divan; werkbank; zitbank; zitplaats
boleto bekeuring; boete; bon; coupon; reçu; stortingsbewijs boleet; ontvangstbewijs; reçu
bono bekeuring; boete; bon; coupon ontvangstbewijs; reçu; tegoedbon; waardebon
comprobante bon; coupon; reçu; stortingsbewijs acte; akte; bewijs; bewijsstuk; blijk; ontvangstbewijs; reçu; teken
cupón bekeuring; boete; bon; coupon; reçu; stortingsbewijs bewijsje; lap; ontvangstbewijs; reçu; spaarzegel; stuk stof; voucher; zegel
estampa bekeuring; boete; bon afdruk; beeld; beeldhouwwerk; print; sculptuur
multa bekeuring; boete; bon boete; boetedoening; boetstraf; dwangsom; geldboete; geldstraf; ontvangstbewijs; penalty; reçu
penitencia bekeuring; boete; bon boete; boetedoening; boetstraf; penalty; penitentie
placa bekeuring; boete; bon beeld; beeldhouwwerk; dekplaat; sculptuur
recibo bekeuring; boete; bon beweringsgrond; bewijs; bewijs van ontvangst; kassabon; kwijting; kwitantie; ontvangstbewijs; reçu
resguardo de ingreso bon; reçu; stortingsbewijs
retal bekeuring; boete; bon
tarjeta de descuento bon; coupon reclamebon
vale bon; coupon; reçu; stortingsbewijs ontvangstbewijs; promesse; reçu

Palabras relacionadas con "bon":


Wiktionary: bon


Cross Translation:
FromToVia
bon cupón; billete; bilete; boleto ticket — billet donnant droit à un accès

bons forma de bonzen:

bonzen [het ~] sustantivo

  1. het bonzen (dreunen)
    el golpes; el zumbidos; el topetazos; el estruendos

bonzen verbo (bons, bonst, bonsde, bonsden, gebonsd)

  1. bonzen (luiden)

Conjugaciones de bonzen:

o.t.t.
  1. bons
  2. bonst
  3. bonst
  4. bonzen
  5. bonzen
  6. bonzen
o.v.t.
  1. bonsde
  2. bonsde
  3. bonsde
  4. bonsden
  5. bonsden
  6. bonsden
v.t.t.
  1. heb gebonsd
  2. hebt gebonsd
  3. heeft gebonsd
  4. hebben gebonsd
  5. hebben gebonsd
  6. hebben gebonsd
v.v.t.
  1. had gebonsd
  2. had gebonsd
  3. had gebonsd
  4. hadden gebonsd
  5. hadden gebonsd
  6. hadden gebonsd
o.t.t.t.
  1. zal bonzen
  2. zult bonzen
  3. zal bonzen
  4. zullen bonzen
  5. zullen bonzen
  6. zullen bonzen
o.v.t.t.
  1. zou bonzen
  2. zou bonzen
  3. zou bonzen
  4. zouden bonzen
  5. zouden bonzen
  6. zouden bonzen
diversen
  1. bons!
  2. bonst!
  3. gebonsd
  4. bonzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bonzen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
estruendos bonzen; dreunen
golpear bekloppen
golpes bonzen; dreunen horten; klappen; knallen; opdoffers; opdonders; opduvels; oplawaaien; schokken; smakken; tegenslagen
llamar a la puerta aanbellen; aankloppen; bellen
topetazos bonzen; dreunen
zumbidos bonzen; dreunen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
golpear bonzen; luiden aankloppen; aantikken; beroeren; beuken; bonken; een klap geven; hameren; hard slaan; heien; hengsten; iemand raken; iemand treffen; ineenslaan; inkloppen; klepperen; kletteren; kloppen; meppen; raken; rammelen; rammen; slaan; tegen elkaar slaan; tikken; timmeren; treffen
llamar a la puerta bonzen; luiden aanbellen; bellen
palpitar con fuerza bonzen; luiden

Palabras relacionadas con "bonzen":