Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. afkleden:


Neerlandés

Traducciones detalladas de afkleden de neerlandés a francés

afkleden:

afkleden verbo (kleed af, kleedt af, kleedde af, kleedden af, afgekleed)

  1. afkleden
    amincir
    • amincir verbo (amincis, amincit, amincissons, amincissez, )

Conjugaciones de afkleden:

o.t.t.
  1. kleed af
  2. kleedt af
  3. kleedt af
  4. kleden af
  5. kleden af
  6. kleden af
o.v.t.
  1. kleedde af
  2. kleedde af
  3. kleedde af
  4. kleedden af
  5. kleedden af
  6. kleedden af
v.t.t.
  1. heb afgekleed
  2. hebt afgekleed
  3. heeft afgekleed
  4. hebben afgekleed
  5. hebben afgekleed
  6. hebben afgekleed
v.v.t.
  1. had afgekleed
  2. had afgekleed
  3. had afgekleed
  4. hadden afgekleed
  5. hadden afgekleed
  6. hadden afgekleed
o.t.t.t.
  1. zal afkleden
  2. zult afkleden
  3. zal afkleden
  4. zullen afkleden
  5. zullen afkleden
  6. zullen afkleden
o.v.t.t.
  1. zou afkleden
  2. zou afkleden
  3. zou afkleden
  4. zouden afkleden
  5. zouden afkleden
  6. zouden afkleden
diversen
  1. kleed af!
  2. kleedt af!
  3. afgekleed
  4. afkledende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for afkleden:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
amincir afkleden afslanken; afvallen; vermageren