Neerlandés

Traducciones detalladas de boeien de neerlandés a francés

boeien:

boeien verbo (boei, boeit, boeide, boeiden, geboeid)

  1. boeien (fascineren; intrigeren)
    fasciner; captiver; saisir; passer les menottes; prendre; lier; relier; enchaîner; obséder; ligoter
    • fasciner verbo (fascine, fascines, fascinons, fascinez, )
    • captiver verbo (captive, captives, captivons, captivez, )
    • saisir verbo (saisis, saisit, saisissons, saisissez, )
    • prendre verbo (prends, prend, prenons, prenez, )
    • lier verbo (lie, lies, lions, liez, )
    • relier verbo (relie, relies, relions, reliez, )
    • enchaîner verbo (enchaîne, enchaînes, enchaînons, enchaînez, )
    • obséder verbo (obsède, obsèdes, obsédons, obsédez, )
    • ligoter verbo (ligote, ligotes, ligotons, ligotez, )
  2. boeien (ketenen; binden; kluisteren)
    lier; saisir; prendre; joindre; enchaîner; captiver; passer les menottes; relier; ligoter
    • lier verbo (lie, lies, lions, liez, )
    • saisir verbo (saisis, saisit, saisissons, saisissez, )
    • prendre verbo (prends, prend, prenons, prenez, )
    • joindre verbo (joins, joint, joignons, joignez, )
    • enchaîner verbo (enchaîne, enchaînes, enchaînons, enchaînez, )
    • captiver verbo (captive, captives, captivons, captivez, )
    • relier verbo (relie, relies, relions, reliez, )
    • ligoter verbo (ligote, ligotes, ligotons, ligotez, )
  3. boeien (aandacht vasthouden; gekluisterd zitten)
    passionner; retenir l'attention
    • passionner verbo (passionne, passionnes, passionnons, passionnez, )

Conjugaciones de boeien:

o.t.t.
  1. boei
  2. boeit
  3. boeit
  4. boeien
  5. boeien
  6. boeien
o.v.t.
  1. boeide
  2. boeide
  3. boeide
  4. boeiden
  5. boeiden
  6. boeiden
v.t.t.
  1. heb geboeid
  2. hebt geboeid
  3. heeft geboeid
  4. hebben geboeid
  5. hebben geboeid
  6. hebben geboeid
v.v.t.
  1. had geboeid
  2. had geboeid
  3. had geboeid
  4. hadden geboeid
  5. hadden geboeid
  6. hadden geboeid
o.t.t.t.
  1. zal boeien
  2. zult boeien
  3. zal boeien
  4. zullen boeien
  5. zullen boeien
  6. zullen boeien
o.v.t.t.
  1. zou boeien
  2. zou boeien
  3. zou boeien
  4. zouden boeien
  5. zouden boeien
  6. zouden boeien
en verder
  1. ben geboeid
  2. bent geboeid
  3. is geboeid
  4. zijn geboeid
  5. zijn geboeid
  6. zijn geboeid
diversen
  1. boei!
  2. boeit!
  3. geboeid
  4. boeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

boeien [de ~] sustantivo, plural

  1. de boeien (handboeien; handijzers)
    la menottes

Translation Matrix for boeien:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
joindre aanlassen
menottes boeien; handboeien; handijzers handboeien; handijzers; ketenen; kluisters; knevels; voetboei
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
captiver binden; boeien; fascineren; intrigeren; ketenen; kluisteren obsederen
enchaîner binden; boeien; fascineren; intrigeren; ketenen; kluisteren aaneenschakelen; aanhouden; arresteren; gevangennemen; gijzelen; handboeien omdoen; in de boeien slaan; inrekenen; ketenen; koppelen; oppakken; ordenen; paren; rangeren; samenvoegen; schiften; sorteren; uitzoeken; vastketenen; vastkluisteren; vastleggen; verbinden
fasciner boeien; fascineren; intrigeren begoochelen; obsederen
joindre binden; boeien; ketenen; kluisteren aaneenlassen; aaneenschakelen; afspreken; bij elkaar leggen; bijdoen; bijeen voegen; bijsluiten; bijvoegen; bundelen; combineren; doorverbinden; een fusie aangaan; elkaar ontmoeten; elkaar zien; erbij doen; erbij optellen; erbij tellen; erbij voegen; fuseren; ineensmelten; koppelen; lassen; meegeven; meesturen; meezenden; paren; samenbundelen; samengaan; samenkomen; samenkoppelen; samensmelten; samenvoegen; toevoegen; treffen; verbinden; versmelten; voegen
lier binden; boeien; fascineren; intrigeren; ketenen; kluisteren aan een touw vastleggen; aan elkaar bevestigen; aan elkaar binden; aan elkaar knopen; aaneenschakelen; aangaan; aanknopen; afbinden; afsnoeren; bevestigen; binden; boekbinden; dichtbinden; ergens aan bevestigen; inbinden; knevelen; knopen; koppelen; onderling verbinden; samenvoegen; strikken; toebinden; van verband voorzien; vastbinden; vastknopen; vastleggen; vastmaken; vastsjorren; vastzetten; verbinden; verzekeren
ligoter binden; boeien; fascineren; intrigeren; ketenen; kluisteren afbinden; afsnoeren; binden; boekbinden; dichtbinden; inbinden; knevelen; knopen; strikken; toebinden; vastbinden; vastmaken
obséder boeien; fascineren; intrigeren obsederen
passer les menottes binden; boeien; fascineren; intrigeren; ketenen; kluisteren handboeien omdoen; in de boeien slaan; ketenen
passionner aandacht vasthouden; boeien; gekluisterd zitten
prendre binden; boeien; fascineren; intrigeren; ketenen; kluisteren aangaan; aanhouden; aanklampen; aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanvangen; aanwerven; aanwrijven; absorberen; accepteren; achteroverdrukken; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; beginnen; benemen; beroven van; beschuldigen; bevangen; bezetten; bezigen; blameren; buitmaken; cadeau aannemen; depriveren; eigen maken; gappen; gebruik maken van; gebruiken; gevangennemen; graaien; grijpen; grissen; hanteren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; iets bemachtigen; iets halen; in ontvangst nemen; ingrijpen; inpikken; inrekenen; jatten; kapen; kiezen; klauwen; kopen; kwalijk nemen; laken; leegstelen; meenemen; nadragen; nemen; ondernemen; ontfutselen; ontnemen; ontoegankelijk maken; ontvangen; ontvreemden; ophalen; opnemen; oppakken; oppikken; oprapen; opslorpen; opslurpen; opsnappen; pakken; pikken; plunderen; rekruteren; roven; schiften; selecteren; selectie toepassen; snaaien; starten; stelen; te kort doen; te pakken krijgen; toegrijpen; toetasten; toeëigenen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; van start gaan; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verkrijgen; veroveren; verstrikken; vervreemden; verwerven; voor de voeten gooien; weghalen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken; werven; zich bedienen; ziften
relier binden; boeien; fascineren; intrigeren; ketenen; kluisteren aan elkaar binden; aaneenbinden; afbinden; afsnoeren; binden; dichtbinden; knevelen; knopen; koppelen; onderling verbinden; paren; samenbinden; samenknopen; strikken; toebinden; van verband voorzien; vastbinden; vastmaken; verbinden
retenir l'attention aandacht vasthouden; boeien; gekluisterd zitten
saisir binden; boeien; fascineren; intrigeren; ketenen; kluisteren aanhouden; aanklampen; aanpakken; aanvatten; afvangen; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; beginnen te snappen; begrijpen; beseffen; bevangen; doorkrijgen; doorzien; doorzien hebben; frapperen; gevangennemen; grijpen; iets bemachtigen; in hechtenis nemen; ingrijpen; inrekenen; inzien; klauwen; klemmen; knellen; met handen omvatten; met het verstand vatten; omklemmen; omspannen; onderkennen; onderscheppen; ondervangen; onderweg opvangen; oppakken; opvangen; pakken; realiseren; snappen; te pakken krijgen; toegrijpen; toeslaan; toetasten; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verbeurdverklaren; verkrijgen; verstaan; verstrikken; wat neervalt opvangen; zich bedienen

Palabras relacionadas con "boeien":


Wiktionary: boeien

boeien
verb
  1. kluisteren
  2. fascineren

Cross Translation:
FromToVia
boeien entrave fetter — object used to bind a person or animal by its legs
boeien passer les menottes à; enchaîner; menotter handcuff — to apply handcuffs
boeien fers shackles — paired wrist or ankle restraints
boeien attacher fesseln — jemanden (an etwas) festbinden und damit bewegungsunfähig machen
boeien captiver fesseln — jemanden stark beeindrucken, für sich einnehmen

boei:

boei [de ~] sustantivo

  1. de boei (aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; keten; ketting; kluister)
    la chaîne; la menotte; l'entrave; le fers

Translation Matrix for boei:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
chaîne aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister aaneenschakeling; halsketting; halssieraad; halssnoer; keten; ketting; kettinkje; net; netwerk; schering; sneeuwketting; snoer; tekenreeks; televisiekanaal
entrave aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister belemmeren; belemmering; beletsel; bemoeilijking; beperken; hinder; hindernis; hinderpaal; klip; obstakel; obstructie; struikelblok; verhindering; verstopping in het lichaam; voetboei
fers aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister
menotte aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister handboei

Palabras relacionadas con "boei":


Wiktionary: boei

boei
noun
  1. een drijvend en verankerd voorwerp om de vaargeul in ondiepe wateren aan te geven
boei
noun
  1. Traductions à trier suivant le sens

Cross Translation:
FromToVia
boei bouée; flotteur; balise buoy — nautical: a moored float

Traducciones relacionadas de boeien