Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. disloqueren:


Neerlandés

Traducciones detalladas de disloqueren de neerlandés a francés

disloqueren:

disloqueren verbo (disloqueer, disloqueert, disloqueerde, disloqueerden, gedisloqueerd)

  1. disloqueren (verplaatsen; verschuiven; verleggen; )
    déplacer; transférer; transposer
    • déplacer verbo (déplace, déplaces, déplaçons, déplacez, )
    • transférer verbo (transfère, transfères, transférons, transférez, )
    • transposer verbo (transpose, transposes, transposons, transposez, )
  2. disloqueren (ontwrichten; uit het lid brengen)
    se fouler; disloquer; déboîter
    • se fouler verbo
    • disloquer verbo (disloque, disloques, disloquons, disloquez, )
    • déboîter verbo (déboîte, déboîtes, déboîtons, déboîtez, )

Conjugaciones de disloqueren:

o.t.t.
  1. disloqueer
  2. disloqueert
  3. disloqueert
  4. disloqueren
  5. disloqueren
  6. disloqueren
o.v.t.
  1. disloqueerde
  2. disloqueerde
  3. disloqueerde
  4. disloqueerden
  5. disloqueerden
  6. disloqueerden
v.t.t.
  1. heb gedisloqueerd
  2. hebt gedisloqueerd
  3. heeft gedisloqueerd
  4. hebben gedisloqueerd
  5. hebben gedisloqueerd
  6. hebben gedisloqueerd
v.v.t.
  1. had gedisloqueerd
  2. had gedisloqueerd
  3. had gedisloqueerd
  4. hadden gedisloqueerd
  5. hadden gedisloqueerd
  6. hadden gedisloqueerd
o.t.t.t.
  1. zal disloqueren
  2. zult disloqueren
  3. zal disloqueren
  4. zullen disloqueren
  5. zullen disloqueren
  6. zullen disloqueren
o.v.t.t.
  1. zou disloqueren
  2. zou disloqueren
  3. zou disloqueren
  4. zouden disloqueren
  5. zouden disloqueren
  6. zouden disloqueren
en verder
  1. ben gedisloqueerd
  2. bent gedisloqueerd
  3. is gedisloqueerd
  4. zijn gedisloqueerd
  5. zijn gedisloqueerd
  6. zijn gedisloqueerd
diversen
  1. disloqueer!
  2. disloqueert!
  3. gedisloqueerd
  4. disloquerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for disloqueren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
disloquer disloqueren; ontwrichten; uit het lid brengen krachteloos maken; ontwrichten; verlammen; verstuiken; verzwikken; zwikken
déboîter disloqueren; ontwrichten; uit het lid brengen krachteloos maken; ontwrichten; verlammen; verstuiken; verzwikken; zwikken
déplacer disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten iets verplaatsen; opschuiven; overplaatsen; overzetten; plaats maken; standplaats veranderen; transponeren; transporteren; verleggen; verplaatsen; verrijden; verschuiven; vervoeren; verzetten
se fouler disloqueren; ontwrichten; uit het lid brengen krachteloos maken; ontwrichten; verlammen; verstuiken; verzwikken; zwikken
transférer disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten anders boeken; deponeren; doorsturen; doorverbinden; overbrengen; overplaatsen; overzetten; standplaats veranderen; storten; transponeren
transposer disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten anders boeken; transponeren