Neerlandés

Traducciones detalladas de geslepen de neerlandés a francés

geslepen:

geslepen adj.

  1. geslepen (doortrapt; gemeen; achterbaks; )
  2. geslepen (vlak; effen; gelijk; )
  3. geslepen (listig; sluw; geraffineerd; )
  4. geslepen (gladgeslepen; gepolijst; gladgemaakt)
    poli
  5. geslepen (leep; sluw; gewiekst; gehaaid)
  6. geslepen (doorgewinterd; door en door; geroutineerd; uitgeslapen)

Translation Matrix for geslepen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
bas kniekous; kous
calculateur PC; computer; rekenaar
fin afhaken; beëindiging; conclusie; eind; einde; eindigen; eindpunt; eindstreep; end; finale; finish; finishlijn; kappen; laatste opvoering; meet; ontknoping; ophouden; slot; slotbeschouwing; slotstuk; sluiting; sluitstuk; staken; uiteinde; uitscheiden
hypocrite draaier; gladjanus; gluiperd; huichelaar; huichelaarster; hypocriet; schijnheilige; veinzer
lisse schering
malicieux bij de pinken zijn; doortraptheid; gewiekstheid; gladheid; listigheid; sluwheid; snoodheid
malin bij de pinken zijn; doortraptheid; gewiekstheid; gladheid; kei; listigheid; slimme vos; slimmerd; sluwheid; snoodheid
méchant eikel; hond; klootzak; lul; schobbejak; schoelje; schoft; smeerlap; stouterd
plat diner; eten; etensbakje; gerecht; kost; kosten; maal; maaltijd; onkosten; plaat; presenteerblaadje; schotel; schoteltje; trog; uitgaaf; uitgaven; voederkrib; voedertrog; voedingsmiddelen; voedsel
roublard gladjanus; gluiperd
rusé doortraptheid; gewiekstheid; gladheid; goochemheid; leperd; leperik; listigheid; schranderheid; sluwheid; snoodheid; uitgeslapenheid
sournois gladjanus; gluiperd; gluiperds
traître landverrader; verklapper; verlinker; verrader
uniforme tenue; uniform
vilain jongen; rakker
égal gelijke; weerga
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
malicieux boosaardig; slecht
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
aiguisé arglistig; doortrapt; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gewiekst; leep; link; listig; slinks; sluw gescherpt; messcherp; vlijmscherp
astucieusement gehaaid; geslepen; gewiekst; leep; sluw adrem; berekenend; bij de pinken; bijdehand; briljant; clever; gehaaid; gevat; gewiekst; goochem; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; raak; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk
astucieux gehaaid; geslepen; gewiekst; leep; sluw adrem; berekenend; bij de pinken; bijdehand; briljant; clever; fabelachtig; fantastisch; gaaf; gehaaid; geniaal; gevat; gewiekst; goochem; ingenieus; kien; knap; krankzinnig; kundig; kunstig; met een fluwelen tong; met een gladde tong; pienter; raak; reuze; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snugger; spitsvondig; te gek; uitgekiend; uitgeslapen; vaardig; vernuftig; vindingrijk; waanzinnig; welsprekend; wijs
avec astuce gehaaid; geslepen; gewiekst; leep; sluw briljant; ingenieus; knap; kundig; kunstig; vaardig; vindingrijk
avec ruse gehaaid; geslepen; gewiekst; leep; sluw adrem; bijdehand; gevat; raak; scherpzinnig; snedig; spitsvondig; uitgekiend
bas achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt banaal; bedriegelijk; diep; gedempt; gefingeerd; gemeen; grof; halfluid; laag; laag liggend; laag-bij-de-grond; laaghangend; laaghartig; lomp; nagemaakt; niet hoog; onecht; onedel; onwaar; plat; platvloers; ploertig; schunnig; triviaal; vals; vunzig
bassement achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt banaal; bedriegelijk; gefingeerd; gemeen; grof; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lomp; nagemaakt; onecht; onedel; onwaar; plat; platvloers; ploertig; schunnig; triviaal; vals; vunzig
calculateur gehaaid; geslepen; gewiekst; leep; sluw berekenend; gehaaid; gewiekst
calculé gehaaid; geslepen; gewiekst; leep; sluw berekenend; doorgedacht; gehaaid; gewiekst
fieffé achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt
fin arglistig; doortrapt; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gewiekst; leep; link; listig; slinks; sluw adrem; bijdehand; delicaat; dun; elegant; fel; fijn; fijn van smaak; fijngebouwd; fijngevoelig; fijnzinnig; gevat; gracieus; grievend; hanig; krenkend; kwetsend; lichtgebouwd; pinnig; raak; rank; scherp; scherpzinnig; schrander; sierlijk; slank; slim; snedig; snibbig; subtiel; teerbesnaard; teergevoelig; tenger; uitgeslapen; vinnig; vlijmend
futé achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt adrem; bij de pinken; bijdehand; clever; gehaaid; gevat; gewiekst; goochem; kien; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snugger; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen
hiberné door en door; doorgewinterd; geroutineerd; geslepen; uitgeslapen
hypocrite achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt achterbaks; gehuicheld; geniepig; geveinsd; gluiperig; heimelijk; huichelachtig; in het geheim; in het geniep; onoprecht; op steelse wijze; schijnheilig; snood; steels; steelsgewijze; stiekem; tersluiks
lisse effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit glad neerliggend; sluik
malicieux arglistig; doortrapt; geraffineerd; geslepen; leep; link; listig; slinks; sluw bengelachtig; boefachtig; boosaardig; duivelachtig; duivels; ernaast; fout; foutief; gemeen; gluiperig; guitig; hatelijk; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; kwaadaardig; kwajongensachtig; malicieus; mis; ondeugend; onjuist; onwaar; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; schurkachtig; serpentachtig; snaaks; spotachtig; stekelig; ten onrechte; vals; verkeerd; verraderlijk; vijandig
malin achterbaks; arglistig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; link; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt adrem; bedachtzaam; berekenend; bij de pinken; bijdehand; clever; correct; doordacht; duivelachtig; duivels; fabelachtig; fantastisch; gaaf; gehaaid; geniaal; gevat; gewiekst; goochem; kien; krankzinnig; kwaadaardig; nadenkend; pienter; raadzaam; raak; reuze; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snugger; spits; spitsvondig; te gek; uitgekiend; uitgekookt; uitgeslapen; vernuftig; verstandig; waanzinnig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
minable achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt achterbaks; armoedig; armzalig; bar; bedonderd; belazerd; deerniswekkend; diep ongelukkig; droog; ellendig; erbarmelijk; erg; flodderig; geniepig; gluiperig; haveloos; in het geniep; luizig; pover; rampzalig; schamel; schooierig; schraal; schriel; sjofel; sjofeltjes; snood; stiekem; verlopen
miteux achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt armoedig; flodderig; haveloos; pover; schamel; sjofel; sjofeltjes; verlopen
méchant achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt banaal; bar slecht; bedriegelijk; donker; dubieus; duister; duivelachtig; duivels; erg boosaardig; gefingeerd; gemeen; giftig; glibberig; grof; honds; kwaadaardig; kwaadwillig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lomp; met slechte intentie; min; nagemaakt; obscuur; onecht; onedel; onguur; onwaar; pesterig; plat; platvloers; schunnig; serpentachtig; slecht; triviaal; vals; venijnig; verdacht; vunzig
perfide achterbaks; arglistig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; link; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt achterbaks; bedriegelijk; duivelachtig; duivels; gefingeerd; gemeen; geniepig; giftig; gluiperig; heimelijk; in het geheim; in het geniep; kwaadaardig; kwaadwillig; met slechte intentie; min; nagemaakt; onecht; ontrouw; onwaar; op steelse wijze; overspelig; perfide; slecht; snood; steels; steelsgewijze; stiekem; tersluiks; vals; venijnig
perfidement achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt achterbaks; bedriegelijk; duivelachtig; duivels; gefingeerd; geniepig; gluiperig; heimelijk; in het geheim; in het geniep; kwaadaardig; nagemaakt; onecht; ontrouw; onwaar; op steelse wijze; overspelig; perfide; snood; steels; steelsgewijze; stiekem; tersluiks; vals
plat effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit eenvormig; glad neerliggend; sluik; uniform
poli gepolijst; geslepen; gladgemaakt; gladgeslepen afgeslepen; attent; beleefd; beschaafd; fatsoenlijk; galant; geciviliseerd; gecultiveerd; gemanierd; gepoetst; gepolijst; hoffelijk; netjes; ontwikkeld; op een aardige manier; opgepoetst; ridderlijk; voorkomend; vriendelijk; welgemanierd; wellevend; welopgevoed
raffiné arglistig; doortrapt; geraffineerd; geslepen; leep; link; listig; slinks; sluw chic; delicaat; elegant; esthetisch; fijn van smaak; geraffineerd; sierlijk; smaakvol; stijlvol; verfijnd
roublard gehaaid; geslepen; gewiekst; leep; sluw berekenend; bij de pinken; clever; gehaaid; gevat; gewiekst; goochem; kien; pienter; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen
roué achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt achterbaks; duivelachtig; duivels; geniepig; gluiperig; in het geniep; kwaadaardig; snood; stiekem
rusé achterbaks; arglistig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; link; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt achterbaks; adrem; berekenend; bij de pinken; bijdehand; clever; duivelachtig; duivels; gehaaid; geniepig; gevat; gewiekst; gluiperig; goochem; in het geniep; kien; kwaadaardig; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snood; snugger; spitsvondig; stiekem; uitgekiend; uitgeslapen
sans cérémonies effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit botweg
sans détours effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit bot; botweg; cru; direct; eerlijk; fideel; kaarsrecht; kernachtig; kortaf; lijnrecht; loodrecht; met open vizier; onbewimpeld; ongezouten; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openhartig; openlijk; oprecht; platweg; raak; recht; rechttoe rechtaan; rondborstig; ronduit; trouwhartig; vrij; vrijelijk; vrijuit; zonder omhaal; zonder omwegen
sans égards effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit

Palabras relacionadas con "geslepen":


Wiktionary: geslepen

geslepen
noun
  1. Fil retordu, second tour donné à un fil, torsion des fils.

Cross Translation:
FromToVia
geslepen rusé cunning — sly
geslepen taillé cut — of a gem, carved into a shape
geslepen vulpin vulpine — pertaining to a fox

geslepen forma de slijpen:

slijpen verbo (slijp, slijpt, slijpte, slijpten, geslepen)

  1. slijpen (wetten; aanzetten; scherpen)
    affûter; polir; tailler; aiguiser; affiler; limer
    • affûter verbo (affûte, affûtes, affûtons, affûtez, )
    • polir verbo (polis, polit, polissons, polissez, )
    • tailler verbo (taille, tailles, taillons, taillez, )
    • aiguiser verbo (aiguise, aiguises, aiguisons, aiguisez, )
    • affiler verbo (affile, affiles, affilons, affilez, )
    • limer verbo (lime, limes, limons, limez, )
  2. slijpen (scherp maken)
    aiguiser; affûter; affiler
    • aiguiser verbo (aiguise, aiguises, aiguisons, aiguisez, )
    • affûter verbo (affûte, affûtes, affûtons, affûtez, )
    • affiler verbo (affile, affiles, affilons, affilez, )
  3. slijpen (aanslijpen)
    aiguiser; appointer
    • aiguiser verbo (aiguise, aiguises, aiguisons, aiguisez, )
    • appointer verbo (appointe, appointes, appointons, appointez, )

Conjugaciones de slijpen:

o.t.t.
  1. slijp
  2. slijpt
  3. slijpt
  4. slijpen
  5. slijpen
  6. slijpen
o.v.t.
  1. slijpte
  2. slijpte
  3. slijpte
  4. slijpten
  5. slijpten
  6. slijpten
v.t.t.
  1. heb geslepen
  2. hebt geslepen
  3. heeft geslepen
  4. hebben geslepen
  5. hebben geslepen
  6. hebben geslepen
v.v.t.
  1. had geslepen
  2. had geslepen
  3. had geslepen
  4. hadden geslepen
  5. hadden geslepen
  6. hadden geslepen
o.t.t.t.
  1. zal slijpen
  2. zult slijpen
  3. zal slijpen
  4. zullen slijpen
  5. zullen slijpen
  6. zullen slijpen
o.v.t.t.
  1. zou slijpen
  2. zou slijpen
  3. zou slijpen
  4. zouden slijpen
  5. zouden slijpen
  6. zouden slijpen
en verder
  1. ben geslepen
  2. bent geslepen
  3. is geslepen
  4. zijn geslepen
  5. zijn geslepen
  6. zijn geslepen
diversen
  1. slijp!
  2. slijpt!
  3. geslepen
  4. slijpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

slijpen [znw.] sustantivo

  1. slijpen (wegslijpen)
    le polissage; le meulage

Translation Matrix for slijpen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
meulage slijpen; wegslijpen
polissage slijpen; wegslijpen
tailler houwen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
affiler aanzetten; scherp maken; scherpen; slijpen; wetten
affûter aanzetten; scherp maken; scherpen; slijpen; wetten
aiguiser aanslijpen; aanzetten; scherp maken; scherpen; slijpen; wetten aanhalen; aanpunten; aansporen; aanzetten; aanzetten tot; animeren; instigeren; opwekken; opwinden; prikkelen; provoceren; stimuleren; verscherpen
appointer aanslijpen; slijpen aanpunten; spitsen
limer aanzetten; scherpen; slijpen; wetten afslijpen; erafslijpen; vijlen
polir aanzetten; scherpen; slijpen; wetten afschuren; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; gladwrijven; polijsten; politoeren; raspen; schaven; schuren; uitslijpen; wegslijpen
tailler aanzetten; scherpen; slijpen; wetten afknippen; afsnijden; beknotten; beperken; besnoeien; bijknippen; coifferen; couperen; creneleren; een beetje knippen; een inkeping maken; inkepen; inkerven; insnijden; kappen; kepen; kerven; knippen; kort knippen; kort maken; korten; op maat snijden; snijden; snoeien; toesnijden; trimmen; uithakken; uithouwen; uitkappen

Wiktionary: slijpen

slijpen
verb
  1. aiguiser le tranchant émousser ou ébrécher d’un instrument, lui donner le fil.
  2. rendre aigu.
  3. Passer (quelque chose) à la meule.
  4. couper, retrancher d’une matière, en ôter avec le marteau, le ciseau, ou tout autre instrument, ce qu’il y a de superflu, pour lui donner une certaine forme, pour la rendre propre à tel ou tel usage.
noun
  1. Action de meuler.

Cross Translation:
FromToVia
slijpen aiguiser hone — to sharpen with a hone
slijpen affiler; affûter; aiguiser sharpen — to make sharp

geslepen forma de slepen:

slepen verbo (sleep, sleept, sleepte, sleepten, geslepen)

  1. slepen
    remorquer; traîner
    • remorquer verbo (remorque, remorques, remorquons, remorquez, )
    • traîner verbo (traîne, traînes, traînons, traînez, )
  2. slepen

Conjugaciones de slepen:

o.t.t.
  1. sleep
  2. sleept
  3. sleept
  4. slepen
  5. slepen
  6. slepen
o.v.t.
  1. sleepte
  2. sleepte
  3. sleepte
  4. sleepten
  5. sleepten
  6. sleepten
v.t.t.
  1. heb geslepen
  2. hebt geslepen
  3. heeft geslepen
  4. hebben geslepen
  5. hebben geslepen
  6. hebben geslepen
v.v.t.
  1. had geslepen
  2. had geslepen
  3. had geslepen
  4. hadden geslepen
  5. hadden geslepen
  6. hadden geslepen
o.t.t.t.
  1. zal slepen
  2. zult slepen
  3. zal slepen
  4. zullen slepen
  5. zullen slepen
  6. zullen slepen
o.v.t.t.
  1. zou slepen
  2. zou slepen
  3. zou slepen
  4. zouden slepen
  5. zouden slepen
  6. zouden slepen
en verder
  1. ben geslepen
  2. bent geslepen
  3. is geslepen
  4. zijn geslepen
  5. zijn geslepen
  6. zijn geslepen
diversen
  1. sleep!
  2. sleept!
  3. geslepen
  4. slepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

slepen [het ~] sustantivo

  1. het slepen (wegslepen)
    le remorquer

Translation Matrix for slepen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
remorquer slepen; wegslepen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
faire glisser slepen schuiven; voortschuiven
remorquer slepen
traîner slepen aanslepen; aarzelen; dralen; drentelen; dubben; flaneren; gebukt gaan onder; lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen; rondlopen; rondlummelen; rondslenteren; rondslingeren; rondwandelen; sjouwen; slenteren; sleuren; slingeren; talmen; teuten; torsen; trekken; treuzelen; verdwaald zijn; versjouwen; verslepen; voorttrekken; weifelen; zeulen

Palabras relacionadas con "slepen":


Wiktionary: slepen

slepen
Cross Translation:
FromToVia
slepen traîner drag — to pull along a surface
slepen glisser slide — to cause to move in contact with a surface
slepen tirer zurren(transitiv), mundartlich, umgangssprachlich: Synonym für „zerren“, „ziehen“

Traducciones relacionadas de geslepen