Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. getroost:
  2. getroosten:
  3. troosten:
  4. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de getroost de neerlandés a francés

getroost:

getroost adj.

  1. getroost

Translation Matrix for getroost:

ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
consolé getroost
résigné getroost berustend; gelaten; lijdelijk; lijdzaam
soulagé getroost opgelucht

Palabras relacionadas con "getroost":

  • getrooste

getroosten:

getroosten verbo (getroost, getroostte, getroostten, getroost)

  1. getroosten (moeite doen)
    consentir
    • consentir verbo (consens, consent, consentons, consentez, )

Conjugaciones de getroosten:

o.t.t.
  1. getroost
  2. getroost
  3. getroost
  4. getroosten
  5. getroosten
  6. getroosten
o.v.t.
  1. getroostte
  2. getroostte
  3. getroostte
  4. getroostten
  5. getroostten
  6. getroostten
v.t.t.
  1. heb getroost
  2. hebt getroost
  3. heeft getroost
  4. hebben getroost
  5. hebben getroost
  6. hebben getroost
v.v.t.
  1. had getroost
  2. had getroost
  3. had getroost
  4. hadden getroost
  5. hadden getroost
  6. hadden getroost
o.t.t.t.
  1. zal getroosten
  2. zult getroosten
  3. zal getroosten
  4. zullen getroosten
  5. zullen getroosten
  6. zullen getroosten
o.v.t.t.
  1. zou getroosten
  2. zou getroosten
  3. zou getroosten
  4. zouden getroosten
  5. zouden getroosten
  6. zouden getroosten
diversen
  1. getroost!
  2. getroost!
  3. getroost
  4. gtroostend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for getroosten:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
consentir getroosten; moeite doen akkoord gaan; akkoord gaan met; autoriseren; beamen; bevestigen; bijvallen; dulden; duren; fiatteren; gedogen; gelijk geven; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; iets toekennen; instemmen; inwilligen; kloppen met; laten; onderschrijven; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen met; permitteren; rugsteunen; staven; steunen; stroken; stroken met; toebedelen; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toestemming verlenen; toewijzen; tolereren; vergunnen; verlenen; veroorloven

getroost forma de troosten:

troosten verbo (troost, troostte, troostten, getroost)

  1. troosten (ondersteunen; bemoedigen; vertroosten; opbeuren)
    appuyer; soutenir; soulager; consoler; réconforter; remonter le moral; apaiser; aider; collaborer
    • appuyer verbo (appuie, appuies, appuyons, appuyez, )
    • soutenir verbo (soutiens, soutient, soutenons, soutenez, )
    • soulager verbo (soulage, soulages, soulageons, soulagez, )
    • consoler verbo (console, consoles, consolons, consolez, )
    • réconforter verbo (réconforte, réconfortes, réconfortons, réconfortez, )
    • apaiser verbo (apaise, apaises, apaisons, apaisez, )
    • aider verbo (aide, aides, aidons, aidez, )
    • collaborer verbo (collabore, collabores, collaborons, collaborez, )
  2. troosten (zijn heil zoeken in; sterken; laven)

Conjugaciones de troosten:

o.t.t.
  1. troost
  2. troost
  3. troost
  4. troosten
  5. troosten
  6. troosten
o.v.t.
  1. troostte
  2. troostte
  3. troostte
  4. troostten
  5. troostten
  6. troostten
v.t.t.
  1. heb getroost
  2. hebt getroost
  3. heeft getroost
  4. hebben getroost
  5. hebben getroost
  6. hebben getroost
v.v.t.
  1. had getroost
  2. had getroost
  3. had getroost
  4. hadden getroost
  5. hadden getroost
  6. hadden getroost
o.t.t.t.
  1. zal troosten
  2. zult troosten
  3. zal troosten
  4. zullen troosten
  5. zullen troosten
  6. zullen troosten
o.v.t.t.
  1. zou troosten
  2. zou troosten
  3. zou troosten
  4. zouden troosten
  5. zouden troosten
  6. zouden troosten
en verder
  1. ben getroost
  2. bent getroost
  3. is getroost
  4. zijn getroost
  5. zijn getroost
  6. zijn getroost
diversen
  1. troost!
  2. troostt!
  3. getroost
  4. troostend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for troosten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
soutenir aanhangen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
aider bemoedigen; ondersteunen; opbeuren; troosten; vertroosten assisteren; behulpzaam zijn; bijdragen; bijspringen; bijstaan; coöpereren; gedienstig zijn; goeddoen; handreiken; helpen; iemand vervangen; liefdadigheids werk doen; meehelpen; meewerken; ondersteunen; seconderen; verder helpen; verderhelpen; vooruithelpen; weldoen
apaiser bemoedigen; ondersteunen; opbeuren; troosten; vertroosten afkoelen; bedaren; bedwingen; begeerte stillen; beheersen; beteugelen; bevredigen; dempen; geruststellen; intomen; kalmeren; koel worden; matigen; sussen; temperen; tevreden stellen; tot kalmte manen; vergenoegen; verzadigen; voldoening geven; zich de buik vol eten; zich matigen; zich verzoenen met
appuyer bemoedigen; ondersteunen; opbeuren; troosten; vertroosten aanbevelen; aanraden; baseren; bijvallen; coöpereren; dragen; drukken; funderen; iemand recommanderen; indrukken; induwen; instemmen; knellen; meewerken; nomineren; ondersteunen; rugsteunen; schoren; schragen; steunen; steunen op; stutten; tikken op; voordragen
chercher son salut dans laven; sterken; troosten; zijn heil zoeken in
collaborer bemoedigen; ondersteunen; opbeuren; troosten; vertroosten coöpereren; meewerken; samenwerken
consoler bemoedigen; ondersteunen; opbeuren; troosten; vertroosten bemoedigen; opbeuren
remonter le moral bemoedigen; ondersteunen; opbeuren; troosten; vertroosten bemoedigen; opbeuren
réconforter bemoedigen; ondersteunen; opbeuren; troosten; vertroosten bemoedigen; blij maken; opbeuren; opfleuren; opkalefateren; opkikkeren; opknappen; oplappen; opmonteren; opvijzelen; verfrissen; verkwikken; vrolijker worden
soulager bemoedigen; ondersteunen; opbeuren; troosten; vertroosten bevrijden; in vrijheid stellen; lenigen; lessen; loslaten; losmaken; opluchten; stillen; van de boeien ontdoen; van last bevrijden; verlichten; verlossen; verzachten; vrijlaten
soutenir bemoedigen; ondersteunen; opbeuren; troosten; vertroosten beweren; bijvallen; coöpereren; doorleven; doorstaan; dragen; hooghouden; in de hoogte houden; instemmen; meewerken; omhooghouden; ondersteunen; ophouden; pretenderen; rugsteunen; schoren; schragen; stellen; steunen; stutten; van mening zijn; verdragen; verduren; verklaren; verteren; voorgeven; voorstaan

Palabras relacionadas con "troosten":


Wiktionary: troosten

troosten
verb
  1. als iemand verdriet of pijn heeft deze persoon geestelijke steun geven
troosten
verb
  1. soulager quelqu’un dans son affliction par des discours, par des soins, ou de quelque autre manière que ce être.

Cross Translation:
FromToVia
troosten consoler comfort — to provide comfort
troosten consoler console — to comfort
troosten soulager; consoler solace — to give solace to