Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. gok:
  2. gokken:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de gok de neerlandés a francés

gok:

gok [de ~ (m)] sustantivo

  1. de gok (waagstuk; gewaagde onderneming; risicovolle onderneming; risico; kans)
    le risque; le coup d'audace

Translation Matrix for gok:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
coup d'audace gewaagde onderneming; gok; kans; risico; risicovolle onderneming; waagstuk
risque gewaagde onderneming; gok; kans; risico; risicovolle onderneming; waagstuk dreiging; gevaar; onheil; onheilsdreiging; ramp

Palabras relacionadas con "gok":


Wiktionary: gok


Cross Translation:
FromToVia
gok jeu de hasard; pari gamble — a risk undertaken with a potential gain
gok conjecture guess — prediction about the outcome of something

gokken:

gokken verbo (gok, gokt, gokte, gokten, gegokt)

  1. gokken (een gok wagen)
    parier; prendre le risque; jouer; spéculer; faire des spéculations
    • parier verbo (parie, paries, parions, pariez, )
    • jouer verbo (joue, joues, jouons, jouez, )
    • spéculer verbo (spécule, spécules, spéculons, spéculez, )
  2. gokken (met geld spelen)
    boursicoter; spéculer; jouer
    • boursicoter verbo
    • spéculer verbo (spécule, spécules, spéculons, spéculez, )
    • jouer verbo (joue, joues, jouons, jouez, )

Conjugaciones de gokken:

o.t.t.
  1. gok
  2. gokt
  3. gokt
  4. gokken
  5. gokken
  6. gokken
o.v.t.
  1. gokte
  2. gokte
  3. gokte
  4. gokten
  5. gokten
  6. gokten
v.t.t.
  1. heb gegokt
  2. hebt gegokt
  3. heeft gegokt
  4. hebben gegokt
  5. hebben gegokt
  6. hebben gegokt
v.v.t.
  1. had gegokt
  2. had gegokt
  3. had gegokt
  4. hadden gegokt
  5. hadden gegokt
  6. hadden gegokt
o.t.t.t.
  1. zal gokken
  2. zult gokken
  3. zal gokken
  4. zullen gokken
  5. zullen gokken
  6. zullen gokken
o.v.t.t.
  1. zou gokken
  2. zou gokken
  3. zou gokken
  4. zouden gokken
  5. zouden gokken
  6. zouden gokken
diversen
  1. gok!
  2. gokt!
  3. gegokt
  4. gokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

gokken [het ~] sustantivo

  1. het gokken
    le pari; la mise
    • pari [le ~] sustantivo
    • mise [la ~] sustantivo

Translation Matrix for gokken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
mise gokken aanleggen; aanwending; bod; doel; doeleinde; gebruik; geld inzetten; inlay; inzet; inzetten; kledij; motie; pot; poule; propositie; speelgeld; streven; toepassing; voorstel; voorstel doen
pari gokken weddenschap
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
boursicoter gokken; met geld spelen
faire des spéculations een gok wagen; gokken met aandelen spelen; speculeren
jouer een gok wagen; gokken; met geld spelen acteren; doen alsof; dramatiseren; een rol vertolken; komedie spelen; met aandelen spelen; opspelen; opspelen kaartspel; optreden; performen; speculeren; spelen; tokkelen; toneelspelen; zich aanstellen
parier een gok wagen; gokken inzetten; verwedden; wedden
prendre le risque een gok wagen; gokken
spéculer een gok wagen; gokken; met geld spelen gissen; gissing maken; met aandelen spelen; raden; speculeren

Palabras relacionadas con "gokken":


Wiktionary: gokken

gokken
verb
  1. iets van waarde, veelal geld, inzetten op de mogelijke uitkomst van iets onzekers

Cross Translation:
FromToVia
gokken parier bet — To stake or pledge upon the outcome of an event
gokken parier gamble — to take a risk, with the potential of a positive outcome
gokken flamber zockenumgangssprachlich; auch im übertragenen Sinne: Glücksspiele oder riskante Börsengeschäfte betreiben

Traducciones relacionadas de gok