Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. propageren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de propageren de neerlandés a francés

propageren:

propageren verbo (propageer, propageert, propageerde, propageerden, gepropageerd)

  1. propageren
    propager
    • propager verbo (propage, propages, propageons, propagez, )

Conjugaciones de propageren:

o.t.t.
  1. propageer
  2. propageert
  3. propageert
  4. propageren
  5. propageren
  6. propageren
o.v.t.
  1. propageerde
  2. propageerde
  3. propageerde
  4. propageerden
  5. propageerden
  6. propageerden
v.t.t.
  1. heb gepropageerd
  2. hebt gepropageerd
  3. heeft gepropageerd
  4. hebben gepropageerd
  5. hebben gepropageerd
  6. hebben gepropageerd
v.v.t.
  1. had gepropageerd
  2. had gepropageerd
  3. had gepropageerd
  4. hadden gepropageerd
  5. hadden gepropageerd
  6. hadden gepropageerd
o.t.t.t.
  1. zal propageren
  2. zult propageren
  3. zal propageren
  4. zullen propageren
  5. zullen propageren
  6. zullen propageren
o.v.t.t.
  1. zou propageren
  2. zou propageren
  3. zou propageren
  4. zouden propageren
  5. zouden propageren
  6. zouden propageren
en verder
  1. is gepropageerd
diversen
  1. propageer!
  2. propageert!
  3. gepropageerd
  4. propagerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for propageren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
propager propageren alom bekend maken; doorgeven; rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien