Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. situeren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de situeren de neerlandés a francés

situeren:

situeren verbo (situeer, situeert, situeerde, situeerden, gesitueerd)

  1. situeren (plaatsen; zich afspelen)

Conjugaciones de situeren:

o.t.t.
  1. situeer
  2. situeert
  3. situeert
  4. situeren
  5. situeren
  6. situeren
o.v.t.
  1. situeerde
  2. situeerde
  3. situeerde
  4. situeerden
  5. situeerden
  6. situeerden
v.t.t.
  1. heb gesitueerd
  2. hebt gesitueerd
  3. heeft gesitueerd
  4. hebben gesitueerd
  5. hebben gesitueerd
  6. hebben gesitueerd
v.v.t.
  1. had gesitueerd
  2. had gesitueerd
  3. had gesitueerd
  4. hadden gesitueerd
  5. hadden gesitueerd
  6. hadden gesitueerd
o.t.t.t.
  1. zal situeren
  2. zult situeren
  3. zal situeren
  4. zullen situeren
  5. zullen situeren
  6. zullen situeren
o.v.t.t.
  1. zou situeren
  2. zou situeren
  3. zou situeren
  4. zouden situeren
  5. zouden situeren
  6. zouden situeren
en verder
  1. ben gesitueerd
  2. bent gesitueerd
  3. is gesitueerd
  4. zijn gesitueerd
  5. zijn gesitueerd
  6. zijn gesitueerd
diversen
  1. situeer!
  2. situeert!
  3. gesitueerd
  4. situerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for situeren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
avoir lieu plaatsvinden
se dérouler plaatsvinden
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
avoir lieu plaatsen; situeren; zich afspelen gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden; plaatshebben
se dérouler plaatsen; situeren; zich afspelen afrollen; naar beneden rollen; omlaagrollen; ontrollen; uitrollen
se situer plaatsen; situeren; zich afspelen ergens zijn; zich ophouden


Traducciones automáticas externas: