Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. snorkelen:
  2. snorkel:


Neerlandés

Traducciones detalladas de snorkelen de neerlandés a francés

snorkelen:

snorkelen verbo (snorkel, snorkelt, snorkelde, snorkelden, gesnorkeld)

  1. snorkelen (met een snorkel zwemmen)

Conjugaciones de snorkelen:

o.t.t.
  1. snorkel
  2. snorkelt
  3. snorkelt
  4. snorkelen
  5. snorkelen
  6. snorkelen
o.v.t.
  1. snorkelde
  2. snorkelde
  3. snorkelde
  4. snorkelden
  5. snorkelden
  6. snorkelden
v.t.t.
  1. heb gesnorkeld
  2. hebt gesnorkeld
  3. heeft gesnorkeld
  4. hebben gesnorkeld
  5. hebben gesnorkeld
  6. hebben gesnorkeld
v.v.t.
  1. had gesnorkeld
  2. had gesnorkeld
  3. had gesnorkeld
  4. hadden gesnorkeld
  5. hadden gesnorkeld
  6. hadden gesnorkeld
o.t.t.t.
  1. zal snorkelen
  2. zult snorkelen
  3. zal snorkelen
  4. zullen snorkelen
  5. zullen snorkelen
  6. zullen snorkelen
o.v.t.t.
  1. zou snorkelen
  2. zou snorkelen
  3. zou snorkelen
  4. zouden snorkelen
  5. zouden snorkelen
  6. zouden snorkelen
en verder
  1. ben gesnorkeld
  2. bent gesnorkeld
  3. is gesnorkeld
  4. zijn gesnorkeld
  5. zijn gesnorkeld
  6. zijn gesnorkeld
diversen
  1. snorkel!
  2. snorkelt!
  3. gesnorkeld
  4. snorkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for snorkelen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
nager avec un tuba met een snorkel zwemmen; snorkelen
snorkeling met een snorkel zwemmen; snorkelen

Palabras relacionadas con "snorkelen":


snorkelen forma de snorkel:

snorkel [de ~ (m)] sustantivo

  1. de snorkel
    le tube respiratoire; le tuba

Translation Matrix for snorkel:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
tuba snorkel tuba
tube respiratoire snorkel

Palabras relacionadas con "snorkel":