Neerlandés

Traducciones detalladas de suffend de neerlandés a francés

suffend:

suffend adj.

  1. suffend (soezend; dromerig; mijmerend)

Translation Matrix for suffend:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
rêveur dromer; fantast; mijmeraar; suffig mens; utopist
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
rêveur dromerig; mijmerend; soezend; suffend dromerig; geneigd te dromen; in gedachten verzonken; mijmerend; nadenkend; peinzend
somnolent dromerig; mijmerend; soezend; suffend doezelig; dommelig; lodderig; slaapdronken; slaperig; soezerig; soezig; suf; suffig; versuft

suffend forma de suffen:

suffen verbo (suf, suft, sufte, suften, gesuft)

  1. suffen (gedachteloos zijn)
    somnoler; sommeiller; s'égarer; rêvasser
    • somnoler verbo (somnole, somnoles, somnolons, somnolez, )
    • sommeiller verbo (sommeille, sommeilles, sommeillons, sommeillez, )
    • s'égarer verbo
    • rêvasser verbo (rêvasse, rêvasses, rêvassons, rêvassez, )

Conjugaciones de suffen:

o.t.t.
  1. suf
  2. suft
  3. suft
  4. suffen
  5. suffen
  6. suffen
o.v.t.
  1. sufte
  2. sufte
  3. sufte
  4. suften
  5. suften
  6. suften
v.t.t.
  1. heb gesuft
  2. hebt gesuft
  3. heeft gesuft
  4. hebben gesuft
  5. hebben gesuft
  6. hebben gesuft
v.v.t.
  1. had gesuft
  2. had gesuft
  3. had gesuft
  4. hadden gesuft
  5. hadden gesuft
  6. hadden gesuft
o.t.t.t.
  1. zal suffen
  2. zult suffen
  3. zal suffen
  4. zullen suffen
  5. zullen suffen
  6. zullen suffen
o.v.t.t.
  1. zou suffen
  2. zou suffen
  3. zou suffen
  4. zouden suffen
  5. zouden suffen
  6. zouden suffen
en verder
  1. ben gesuft
  2. bent gesuft
  3. is gesuft
  4. zijn gesuft
  5. zijn gesuft
  6. zijn gesuft
diversen
  1. suf!
  2. suft!
  3. gesuft
  4. suffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

suffen [znw.] sustantivo

  1. suffen (gedachteloos zijn; gesuf)
    la rêvasserie; l'état de hébétement

Translation Matrix for suffen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
rêvasserie gedachteloos zijn; gesuf; suffen dagdromen; doezelen; dommelen; dutten; gedoezel; gedommel; gedut; gesoes; soezen
état de hébétement gedachteloos zijn; gesuf; suffen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
rêvasser gedachteloos zijn; suffen doezelen; dommelen; dutten; sluimeren; soezen
s'égarer gedachteloos zijn; suffen de weg kwijtraken; dwalen; erbij inschieten; het spoor bijster raken; kwijtraken; ontsporen; teloorgaan; verdwaald zijn; verdwalen; verkeerd gaan; verkeerd lopen; verliezen; verloren gaan; wegraken; zoek raken
sommeiller gedachteloos zijn; suffen doezelen; dommelen; dutten; sluimeren; soezen; verborgen aanwezig zijn
somnoler gedachteloos zijn; suffen doezelen; dommelen; dutten; indommelen; indutten; insluimeren; sluimeren; soezen; verborgen aanwezig zijn; wegzakken

Traducciones automáticas externas: