Neerlandés
Traducciones detalladas de vastknopen de neerlandés a francés
vastknopen:
-
vastknopen (aan elkaar knopen; knopen; aan elkaar binden; strikken)
attacher ensemble; nouer; attacher; lier ensemble; lier; rattacher; attacher l'un à l'autre-
attacher ensemble verbo
-
nouer verbo (noue, noues, nouons, nouez, nouent, nouais, nouait, nouions, nouiez, nouaient, nouai, nouas, noua, nouâmes, nouâtes, nouèrent, nouerai, noueras, nouera, nouerons, nouerez, noueront)
-
attacher verbo (attache, attaches, attachons, attachez, attachent, attachais, attachait, attachions, attachiez, attachaient, attachai, attachas, attacha, attachâmes, attachâtes, attachèrent, attacherai, attacheras, attachera, attacherons, attacherez, attacheront)
-
lier ensemble verbo
-
lier verbo (lie, lies, lions, liez, lient, liais, liait, liions, liiez, liaient, liai, lias, lia, liâmes, liâtes, lièrent, lierai, lieras, liera, lierons, lierez, lieront)
-
rattacher verbo (rattache, rattaches, rattachons, rattachez, rattachent, rattachais, rattachait, rattachions, rattachiez, rattachaient, rattachai, rattachas, rattacha, rattachâmes, rattachâtes, rattachèrent, rattacherai, rattacheras, rattachera, rattacherons, rattacherez, rattacheront)
-
attacher l'un à l'autre verbo
-
Conjugaciones de vastknopen:
o.t.t.
- knoop vast
- knoopt vast
- knoopt vast
- knopen vast
- knopen vast
- knopen vast
o.v.t.
- knoopte vast
- knoopte vast
- knoopte vast
- knoopten vast
- knoopten vast
- knoopten vast
v.t.t.
- heb vastgeknoopt
- hebt vastgeknoopt
- heeft vastgeknoopt
- hebben vastgeknoopt
- hebben vastgeknoopt
- hebben vastgeknoopt
v.v.t.
- had vastgeknoopt
- had vastgeknoopt
- had vastgeknoopt
- hadden vastgeknoopt
- hadden vastgeknoopt
- hadden vastgeknoopt
o.t.t.t.
- zal vastknopen
- zult vastknopen
- zal vastknopen
- zullen vastknopen
- zullen vastknopen
- zullen vastknopen
o.v.t.t.
- zou vastknopen
- zou vastknopen
- zou vastknopen
- zouden vastknopen
- zouden vastknopen
- zouden vastknopen
en verder
- ben vastgeknoopt
- bent vastgeknoopt
- is vastgeknoopt
- zijn vastgeknoopt
- zijn vastgeknoopt
- zijn vastgeknoopt
diversen
- knoop vast!
- knoopt vast!
- vastgeknoopt
- vastknopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vastknopen:
Wiktionary: vastknopen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vastknopen | → lier | ↔ tie — to attach or fasten with string |