Inicio ->Diccionarios ->neerlandés/neerlandés ->Traducir aanbellen

Sinónimos de "aanbellen" en neerlandés

Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. aanbellen:

Neerlandés

Sinónimos detallados de aanbellen en neerlandés

aanbellen:

aanbellen verbo (bel aan, belt aan, belde aan, belden aan, aangebeld)

  1. aanbellen
    bellen; aanbellen
    • bellen verbo (bel, belt, belde, belden, gebeld)
    • aanbellen verbo (bel aan, belt aan, belde aan, belden aan, aangebeld)

Conjugaciones de aanbellen:

o.t.t.
  1. bel aan
  2. belt aan
  3. belt aan
  4. bellen aan
  5. bellen aan
  6. bellen aan
o.v.t.
  1. belde aan
  2. belde aan
  3. belde aan
  4. belden aan
  5. belden aan
  6. belden aan
v.t.t.
  1. heb aangebeld
  2. hebt aangebeld
  3. heeft aangebeld
  4. hebben aangebeld
  5. hebben aangebeld
  6. hebben aangebeld
v.v.t.
  1. had aangebeld
  2. had aangebeld
  3. had aangebeld
  4. hadden aangebeld
  5. hadden aangebeld
  6. hadden aangebeld
o.t.t.t.
  1. zal aanbellen
  2. zult aanbellen
  3. zal aanbellen
  4. zullen aanbellen
  5. zullen aanbellen
  6. zullen aanbellen
o.v.t.t.
  1. zou aanbellen
  2. zou aanbellen
  3. zou aanbellen
  4. zouden aanbellen
  5. zouden aanbellen
  6. zouden aanbellen
diversen
  1. bel aan!
  2. belt aan!
  5. aangebeld
  6. aanbellende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze







Tu diccionario de traducción gratuito, rápido y sencillo

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Página generada en 0.0111 segundos
Página mostrada en 1.0 segundos