Resumen


Neerlandés

Sinónimos detallados de aanspraak maken op en neerlandés

aanspraak maken op:

aanspraak maken op verbo

  1. aanspraak maken op
    eisen; aanspraak maken op; vorderen; opeisen; rekwireren; opvorderen
    • eisen verbo (eis, eist, eiste, eisten, geëist)
    • vorderen verbo (vorder, vordert, vorderde, vorderden, gevorderd)
    • opeisen verbo (eis op, eist op, eiste op, eisten op, opgeeist)
    • rekwireren verbo (rekwireer, rekwireert, rekwireerde, rekwireerden, gerekwireerd)
    • opvorderen verbo (vorder op, vordert op, vorderde op, vorderden op, opgevorderd)

aanspraak maken op [znw.] sustantivo

  1. aanspraak maken op
    aanspraak maken op; de claim

Sinónimos relacionados de aanspraak maken op