Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. afbekken:


Neerlandés

Sinónimos detallados de afbekken en neerlandés

afbekken:

afbekken verbo (bek af, bekt af, bekte af, bekten af, afgebekt)

  1. afbekken
    snauwen; afsnauwen; toesnauwen; afblaffen; afbekken
    • snauwen verbo (snauw, snauwt, snauwde, snauwden, gesnauwd)
    • afsnauwen verbo (snauw af, snauwt af, snauwde af, snauwden af, afgesnauwd)
    • toesnauwen verbo (snauw toe, snauwt toe, snauwde toe, snauwden toe, toegesnauwd)
    • afblaffen verbo (blaf af, blaft af, blafte af, blaften af, afgeblaft)
    • afbekken verbo (bek af, bekt af, bekte af, bekten af, afgebekt)
  2. afbekken
    snauwen; afsnauwen; afblaffen; toebijten; afbekken; toesnauwen
    • snauwen verbo (snauw, snauwt, snauwde, snauwden, gesnauwd)
    • afsnauwen verbo (snauw af, snauwt af, snauwde af, snauwden af, afgesnauwd)
    • afblaffen verbo (blaf af, blaft af, blafte af, blaften af, afgeblaft)
    • toebijten verbo (bijt toe, beet toe, beten toe, toegebeten)
    • afbekken verbo (bek af, bekt af, bekte af, bekten af, afgebekt)
    • toesnauwen verbo (snauw toe, snauwt toe, snauwde toe, snauwden toe, toegesnauwd)

Conjugaciones de afbekken:

o.t.t.
  1. bek af
  2. bekt af
  3. bekt af
  4. bekken af
  5. bekken af
  6. bekken af
o.v.t.
  1. bekte af
  2. bekte af
  3. bekte af
  4. bekten af
  5. bekten af
  6. bekten af
v.t.t.
  1. heb afgebekt
  2. hebt afgebekt
  3. heeft afgebekt
  4. hebben afgebekt
  5. hebben afgebekt
  6. hebben afgebekt
v.v.t.
  1. had afgebekt
  2. had afgebekt
  3. had afgebekt
  4. hadden afgebekt
  5. hadden afgebekt
  6. hadden afgebekt
o.t.t.t.
  1. zal afbekken
  2. zult afbekken
  3. zal afbekken
  4. zullen afbekken
  5. zullen afbekken
  6. zullen afbekken
o.v.t.t.
  1. zou afbekken
  2. zou afbekken
  3. zou afbekken
  4. zouden afbekken
  5. zouden afbekken
  6. zouden afbekken
diversen
  1. bek af!
  2. bekt af!
  3. afgebekt
  4. afbekkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze