Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. afbetalen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de afbetalen en neerlandés

afbetalen:

afbetalen verbo (betaal af, betaalt af, betaalde af, betaalden af, afbetaald)

  1. afbetalen
    verrekenen; afrekenen; afbetalen; vereffenen
    • verrekenen verbo (verreken, verrekent, verrekende, verrekenden, verrekend)
    • afrekenen verbo (reken af, rekent af, rekende af, rekenden af, afgerekend)
    • afbetalen verbo (betaal af, betaalt af, betaalde af, betaalden af, afbetaald)
    • vereffenen verbo (vereffen, vereffent, vereffende, vereffenden, vereffend)

Conjugaciones de afbetalen:

o.t.t.
  1. betaal af
  2. betaalt af
  3. betaalt af
  4. betalen af
  5. betalen af
  6. betalen af
o.v.t.
  1. betaalde af
  2. betaalde af
  3. betaalde af
  4. betaalden af
  5. betaalden af
  6. betaalden af
v.t.t.
  1. heb afbetaald
  2. hebt afbetaald
  3. heeft afbetaald
  4. hebben afbetaald
  5. hebben afbetaald
  6. hebben afbetaald
v.v.t.
  1. had afbetaald
  2. had afbetaald
  3. had afbetaald
  4. hadden afbetaald
  5. hadden afbetaald
  6. hadden afbetaald
o.t.t.t.
  1. zal afbetalen
  2. zult afbetalen
  3. zal afbetalen
  4. zullen afbetalen
  5. zullen afbetalen
  6. zullen afbetalen
o.v.t.t.
  1. zou afbetalen
  2. zou afbetalen
  3. zou afbetalen
  4. zouden afbetalen
  5. zouden afbetalen
  6. zouden afbetalen
diversen
  1. betaal af!
  2. betaalt af!
  3. afbetaald
  4. afbetalende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afbetalen [znw.] sustantivo

  1. afbetalen
    afbetalen; aflossen