Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. afdrukken:
  2. afdruk:


Neerlandés

Sinónimos detallados de afdrukken en neerlandés

afdrukken:

afdrukken [het ~] sustantivo

  1. het afdrukken
    het drukken; het afdrukken

afdrukken verbo (druk af, drukt af, drukte af, drukten af, afgedrukt)

  1. afdrukken
    trekker overhalen; afdrukken; vuren

Conjugaciones de afdrukken:

o.t.t.
  1. druk af
  2. drukt af
  3. drukt af
  4. drukken af
  5. drukken af
  6. drukken af
o.v.t.
  1. drukte af
  2. drukte af
  3. drukte af
  4. drukten af
  5. drukten af
  6. drukten af
v.t.t.
  1. heb afgedrukt
  2. hebt afgedrukt
  3. heeft afgedrukt
  4. hebben afgedrukt
  5. hebben afgedrukt
  6. hebben afgedrukt
v.v.t.
  1. had afgedrukt
  2. had afgedrukt
  3. had afgedrukt
  4. hadden afgedrukt
  5. hadden afgedrukt
  6. hadden afgedrukt
o.t.t.t.
  1. zal afdrukken
  2. zult afdrukken
  3. zal afdrukken
  4. zullen afdrukken
  5. zullen afdrukken
  6. zullen afdrukken
o.v.t.t.
  1. zou afdrukken
  2. zou afdrukken
  3. zou afdrukken
  4. zouden afdrukken
  5. zouden afdrukken
  6. zouden afdrukken
diversen
  1. druk af!
  2. drukt af!
  3. afgedrukt
  4. afdrukkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "afdrukken":


afdrukken forma de afdruk:

afdruk [de ~ (m)] sustantivo

  1. de afdruk
    de afdruk; de print
    • afdruk [de ~ (m)] sustantivo
    • print [de ~ (m)] sustantivo

Palabras relacionadas con "afdruk":