Inicio ->Diccionarios ->neerlandés/neerlandés ->Traducir africhten

Sinónimos de "africhten" en neerlandés

Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. africhten:

Neerlandés

Sinónimos detallados de africhten en neerlandés

africhten:

africhten verbo (richt af, richtte af, richtten af, afgericht)

  1. africhten
    trainen; dresseren; africhten; dier africhten
    • trainen verbo (train, traint, trainde, trainden, getraind)
    • dresseren verbo (dresseer, dresseert, dresseerde, dresseerden, gedresseerd)
    • africhten verbo (richt af, richtte af, richtten af, afgericht)

Conjugaciones de africhten:

o.t.t.
  1. richt af
  2. richt af
  3. richt af
  4. richten af
  5. richten af
  6. richten af
o.v.t.
  1. richtte af
  2. richtte af
  3. richtte af
  4. richtten af
  5. richtten af
  6. richtten af
v.t.t.
  1. heb afgericht
  2. hebt afgericht
  3. heeft afgericht
  4. hebben afgericht
  5. hebben afgericht
  6. hebben afgericht
v.v.t.
  1. had afgericht
  2. had afgericht
  3. had afgericht
  4. hadden afgericht
  5. hadden afgericht
  6. hadden afgericht
o.t.t.t.
  1. zal africhten
  2. zult africhten
  3. zal africhten
  4. zullen africhten
  5. zullen africhten
  6. zullen africhten
o.v.t.t.
  1. zou africhten
  2. zou africhten
  3. zou africhten
  4. zouden africhten
  5. zouden africhten
  6. zouden africhten
diversen
  1. richt af!
  2. richtt af!
  5. afgericht
  6. africhtende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

africhten [znw.] sustantivo

  1. africhten
    africhten; de africhting

Sinónimos relacionados de africhten







Tu diccionario de traducción gratuito, rápido y sencillo

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Página generada en 0.0336 segundos
Página mostrada en 1.0 segundos