Inicio ->Diccionarios ->neerlandés/neerlandés ->Traducir afstraffen

Sinónimos de "afstraffen" en neerlandés

Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. afstraffen:

Neerlandés

Sinónimos detallados de afstraffen en neerlandés

afstraffen:

afstraffen verbo (straf af, straft af, strafte af, straften af, afgestraft)

  1. afstraffen
    straffen; afstraffen
    • straffen verbo (staf, staft, stafte, staften, gestraft)
    • afstraffen verbo (straf af, straft af, strafte af, straften af, afgestraft)

Conjugaciones de afstraffen:

o.t.t.
  1. straf af
  2. straft af
  3. straft af
  4. straffen af
  5. straffen af
  6. straffen af
o.v.t.
  1. strafte af
  2. strafte af
  3. strafte af
  4. straften af
  5. straften af
  6. straften af
v.t.t.
  1. heb afgestraft
  2. hebt afgestraft
  3. heeft afgestraft
  4. hebben afgestraft
  5. hebben afgestraft
  6. hebben afgestraft
v.v.t.
  1. had afgestraft
  2. had afgestraft
  3. had afgestraft
  4. hadden afgestraft
  5. hadden afgestraft
  6. hadden afgestraft
o.t.t.t.
  1. zal afstraffen
  2. zult afstraffen
  3. zal afstraffen
  4. zullen afstraffen
  5. zullen afstraffen
  6. zullen afstraffen
o.v.t.t.
  1. zou afstraffen
  2. zou afstraffen
  3. zou afstraffen
  4. zouden afstraffen
  5. zouden afstraffen
  6. zouden afstraffen
diversen
  1. straf af!
  2. straft af!
  5. afgestraft
  6. afstraffende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze







Tu diccionario de traducción gratuito, rápido y sencillo

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Página generada en 0.0566 segundos
Página mostrada en 1.0 segundos