Inicio ->Diccionarios ->neerlandés/neerlandés ->Traducir afwentelen

Sinónimos de "afwentelen" en neerlandés

Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. afwentelen:

Neerlandés

Sinónimos detallados de afwentelen en neerlandés

afwentelen:

afwentelen verbo (wentel af, wentelt af, wentelde af, wentelden af, afgewenteld)

  1. afwentelen
    afwentelen; afwenden
    • afwentelen verbo (wentel af, wentelt af, wentelde af, wentelden af, afgewenteld)
    • afwenden verbo (wend af, wendt af, wendde af, wendden af, afgewend)

Conjugaciones de afwentelen:

o.t.t.
  1. wentel af
  2. wentelt af
  3. wentelt af
  4. wentelen af
  5. wentelen af
  6. wentelen af
o.v.t.
  1. wentelde af
  2. wentelde af
  3. wentelde af
  4. wentelden af
  5. wentelden af
  6. wentelden af
v.t.t.
  1. heb afgewenteld
  2. hebt afgewenteld
  3. heeft afgewenteld
  4. hebben afgewenteld
  5. hebben afgewenteld
  6. hebben afgewenteld
v.v.t.
  1. had afgewenteld
  2. had afgewenteld
  3. had afgewenteld
  4. hadden afgewenteld
  5. hadden afgewenteld
  6. hadden afgewenteld
o.t.t.t.
  1. zal afwentelen
  2. zult afwentelen
  3. zal afwentelen
  4. zullen afwentelen
  5. zullen afwentelen
  6. zullen afwentelen
o.v.t.t.
  1. zou afwentelen
  2. zou afwentelen
  3. zou afwentelen
  4. zouden afwentelen
  5. zouden afwentelen
  6. zouden afwentelen
diversen
  1. wentel af!
  2. wentelt af!
  5. afgewenteld
  6. afwentelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afwentelen [znw.] sustantivo

  1. afwentelen
    afwentelen; de afwending







Tu diccionario de traducción gratuito, rápido y sencillo

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Página generada en 0.0153 segundos
Página mostrada en 1.0 segundos