Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. asfalteren:


Neerlandés

Sinónimos detallados de asfalteren en neerlandés

asfalteren:

asfalteren verbo (asfalteer, asfalteert, asfalteerde, asfalteerden, geasfalteerd)

  1. asfalteren
    asfalteren
    • asfalteren verbo (asfalteer, asfalteert, asfalteerde, asfalteerden, geasfalteerd)

Conjugaciones de asfalteren:

o.t.t.
  1. asfalteer
  2. asfalteert
  3. asfalteert
  4. asfalteren
  5. asfalteren
  6. asfalteren
o.v.t.
  1. asfalteerde
  2. asfalteerde
  3. asfalteerde
  4. asfalteerden
  5. asfalteerden
  6. asfalteerden
v.t.t.
  1. heb geasfalteerd
  2. hebt geasfalteerd
  3. heeft geasfalteerd
  4. hebben geasfalteerd
  5. hebben geasfalteerd
  6. hebben geasfalteerd
v.v.t.
  1. had geasfalteerd
  2. had geasfalteerd
  3. had geasfalteerd
  4. hadden geasfalteerd
  5. hadden geasfalteerd
  6. hadden geasfalteerd
o.t.t.t.
  1. zal asfalteren
  2. zult asfalteren
  3. zal asfalteren
  4. zullen asfalteren
  5. zullen asfalteren
  6. zullen asfalteren
o.v.t.t.
  1. zou asfalteren
  2. zou asfalteren
  3. zou asfalteren
  4. zouden asfalteren
  5. zouden asfalteren
  6. zouden asfalteren
diversen
  1. asfalteer!
  2. asfalteert!
  3. geasfalteerd
  4. asfalterende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze