Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. attaqueren:


Neerlandés

Sinónimos detallados de attaqueren en neerlandés

attaqueren:

attaqueren verbo (attaqueer, attaqueert, attaqueerde, attaqueerden, geattaqueerd)

  1. attaqueren
    aanvallen; attaqueren; overvallen; bestormen
    • aanvallen verbo (val aan, valt aan, viel aan, vielen aan, aangevallen)
    • attaqueren verbo (attaqueer, attaqueert, attaqueerde, attaqueerden, geattaqueerd)
    • overvallen verbo (overval, overvalt, overviel, overvielen, overvallen)
    • bestormen verbo (bestorm, bestormt, bestormde, bestormden, bestormd)

Conjugaciones de attaqueren:

o.t.t.
  1. attaqueer
  2. attaqueert
  3. attaqueert
  4. attaqueren
  5. attaqueren
  6. attaqueren
o.v.t.
  1. attaqueerde
  2. attaqueerde
  3. attaqueerde
  4. attaqueerden
  5. attaqueerden
  6. attaqueerden
v.t.t.
  1. heb geattaqueerd
  2. hebt geattaqueerd
  3. heeft geattaqueerd
  4. hebben geattaqueerd
  5. hebben geattaqueerd
  6. hebben geattaqueerd
v.v.t.
  1. had geattaqueerd
  2. had geattaqueerd
  3. had geattaqueerd
  4. hadden geattaqueerd
  5. hadden geattaqueerd
  6. hadden geattaqueerd
o.t.t.t.
  1. zal attaqueren
  2. zult attaqueren
  3. zal attaqueren
  4. zullen attaqueren
  5. zullen attaqueren
  6. zullen attaqueren
o.v.t.t.
  1. zou attaqueren
  2. zou attaqueren
  3. zou attaqueren
  4. zouden attaqueren
  5. zouden attaqueren
  6. zouden attaqueren
diversen
  1. attaqueer!
  2. attaqueert!
  3. geattaqueerd
  4. attaquerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

attaqueren [znw.] sustantivo

  1. attaqueren
    het aanvallen; attaqueren