Neerlandés

Sinónimos detallados de bar en neerlandés

bar:

bar [de ~] sustantivo

  1. de bar
    het café; de kroeg; de taveerne; de lokaliteit; de tapperij; de bar
  2. de bar
    de bar; de spon; de tapkast; drankbuffet; de tap; de toog; het buffet
  3. de bar
    – hoge toonbank in een café 1
    de bar
    – hoge toonbank in een café 1
    • bar [de ~] sustantivo
      • we dronken een pilsje aan de bar1
  4. de bar
    – waar je heen gaat om iets te drinken 1
    de bar; het café; de kroeg
    – waar je heen gaat om iets te drinken 1
    • bar [de ~] sustantivo
      • ik heb in die bar met hem afgesproken1
    • café [het ~] sustantivo
      • we nemen een borrel in het café1
    • kroeg [de ~] sustantivo
      • ga je mee naar de kroeg voor een borrel?1

bar adj.

  1. bar
  2. bar
  3. bar
    – heel erg 1
    bar
    – heel erg 1
    • bar adj.
      • het is bar koud vandaag1

Palabras relacionadas con "bar":


Sinónimos alternativos de "bar":


Definiciones relacionadas de "bar":

  1. heel erg1
    • het is bar koud vandaag1
  2. hoge toonbank in een café1
    • we dronken een pilsje aan de bar1
  3. waar je heen gaat om iets te drinken1
    • ik heb in die bar met hem afgesproken1

Sinónimos relacionados de bar