Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. beklad:
  2. bekladden:


Neerlandés

Sinónimos detallados de beklad en neerlandés

beklad:

beklad adj.

  1. beklad
    beklad

bekladden:

bekladden verbo (beklad, bekladt, bekladde, bekladden, beklad)

  1. bekladden
    bevuilen; besmeren; bekladden; bevlekken; bemorsen
    • bevuilen verbo (bevuil, bevuilt, bevuilde, bevuilden, bevuild)
    • besmeren verbo (besmeer, besmeert, besmeerde, besmeerden, besmeerd)
    • bekladden verbo (beklad, bekladt, bekladde, bekladden, beklad)
    • bevlekken verbo (bevlek, bevlekt, bevlekte, bevlekten, bevlekt)
    • bemorsen verbo (bemors, bemorst, bemorste, bemorsten, bemorst)

Conjugaciones de bekladden:

o.t.t.
  1. beklad
  2. bekladt
  3. bekladt
  4. bekladden
  5. bekladden
  6. bekladden
o.v.t.
  1. bekladde
  2. bekladde
  3. bekladde
  4. bekladden
  5. bekladden
  6. bekladden
v.t.t.
  1. heb beklad
  2. hebt beklad
  3. heeft beklad
  4. hebben beklad
  5. hebben beklad
  6. hebben beklad
v.v.t.
  1. had beklad
  2. had beklad
  3. had beklad
  4. hadden beklad
  5. hadden beklad
  6. hadden beklad
o.t.t.t.
  1. zal bekladden
  2. zult bekladden
  3. zal bekladden
  4. zullen bekladden
  5. zullen bekladden
  6. zullen bekladden
o.v.t.t.
  1. zou bekladden
  2. zou bekladden
  3. zou bekladden
  4. zouden bekladden
  5. zouden bekladden
  6. zouden bekladden
diversen
  1. beklad!
  2. bekladt!
  3. beklad
  4. bekladdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze