Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. beporten:


Neerlandés

Sinónimos detallados de beporten en neerlandés

beporten:

beporten verbo (beport, beportte, beportten, beport)

  1. beporten
    frankeren; beporten
    • frankeren verbo (frankeer, frankeert, frankeerde, frankeerden, gefrankeerd)
    • beporten verbo (beport, beportte, beportten, beport)

Conjugaciones de beporten:

o.t.t.
  1. beport
  2. beport
  3. beport
  4. beporten
  5. beporten
  6. beporten
o.v.t.
  1. beportte
  2. beportte
  3. beportte
  4. beportten
  5. beportten
  6. beportten
v.t.t.
  1. heb beport
  2. hebt beport
  3. heeft beport
  4. hebben beport
  5. hebben beport
  6. hebben beport
v.v.t.
  1. had beport
  2. had beport
  3. had beport
  4. hadden beport
  5. hadden beport
  6. hadden beport
o.t.t.t.
  1. zal beporten
  2. zult beporten
  3. zal beporten
  4. zullen beporten
  5. zullen beporten
  6. zullen beporten
o.v.t.t.
  1. zou beporten
  2. zou beporten
  3. zou beporten
  4. zouden beporten
  5. zouden beporten
  6. zouden beporten
diversen
  1. beport!
  2. beport!
  3. beport
  4. beportend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze